Moederland
Er is een land, dat niemand kan verzinnen,
Maar dat bestaat, in innig zielsverband,
Zoals ‘n kind haar moeder kan beminnen.
Zo min ik haar, mijn beeldig moederland.
Dit land ,verschijnt in veler mijner dromen,
en overdag, dan is zij ook bij mij.
Ze laat niet los, wil steeds weer bij me komen,
En dat doet pijn, maar maakt ook blij.
O ja, ik weet, de jaren zijn vergleden,
Maar lang gelee, is daar het licht ontstaan.
Ik moest vertrekken, ondanks mijn gebeden,
maar ben in feite nimmer weggegaan.
Het mag toch wel? Wij hebben iets verloren,
Neen! Niet een prul of gene waarde
Het is het land, waar wij werden geboren,
Een deel van ons, een deel van moeder aarde.
Nu wil men hier opeens een veertje laten,
Er is protest, men mokt en spreekt van strop.
Men levert in, procenten van de baten!
Dan zwijg ik stil, Wij gaven alles op!
Is er wel iemand, die snapt
wat wij bedoelen?
Kreeg U een pleister op de diepe wond?
Is wel een die voelt wat Indo's voelen?
Gedjraboet zijn? Geplant in vreemde grond?
Ik vrees van niet, daarom blijf ik beminnen,
Dat land van rust, van eenheid en van pracht,
Het land dat vol zit van mijn jeugd en zinnen
Het mooiste land op aard!
Mijn
Gordel van Smaragd!
====================================
Voor Oma
De vlammen uit de oost zijn nooit gedoofd
Je bleef de sarong steeds volhardend dragen
Je lachte wanneer ik weer op kwam dagen
als jij je weer in de dapur had uitgesloofd
de onvolprezen geur van Indisch eten
je huis gezellig en klein
we dronken tjendol na 't festijn
en zat ik op mijn knieen bij je voeten
en zong je Terang Bulan voor mij
trots heb ik mijn kindjes in je armen gelegd
anak manis banjak rejeki
heb je lief gezegd omdat
mag niet in 't hollands volgens de adat
ik zal het niet vergeten dat je zei
ajo lekker rommelen in de kast
mocht ik alle lekkere koekjes die er zijn
meenemen voor de tjoetjoes dat vond je fijn
je hebt je leven hier met trots volbracht
nu heeft de koude klein bezit genomen
van heimwee naar de gordel van smaragd
maar uit je kille graf hoor ik nog zacht
wat vage klanken van Terang Bulan komen,
deze zal ik altijd bij mij blijven dragen
dan voel ik ademloos de stille kracht.
====================================
Terang bulan
Terang bulan di kali Buaya timbul disangkalah mati Jangan percaya mulutnya lelaki Berani
sumpah 'tapi takut mati
=============================
Twee verhalen
overgenomen uit het boek Asal Oesoel
Verteld
door mijn tante Marijke Middel over gebeurtenissen in 1943 jaar waarin ik geboren ben.
TJERAHAL
TJERIHIL
Tine
was een prachtige meid, maar nog erg onzeker over haar uiterlijk. Met een opmerking over de vorm van haar lippen of het formaat
van haar oren kon ik haar zo op de kast krijgen.
Op
een dag lagen we, na een partijtje bikkelen, op het voorerf. Ik staarde naar haar voeten en Tine vroeg:”Waar kijk je
naar?” Ik bleef een paar tellen stil en antwoordde:” Jouw tenen. Ze staan zo ver uit elkaar.” Tine reageerde
niet, maar ik zag vanuit mijn ooghoeken dat ze zo ongemerkt mogelijk de hare met die van mij vergeleek. Ik wist dat er niet
veel meer nodig was om haar verder uit de tent te lokken.
“Misschien
moet je later wel jongensschoenen aan”, vervolgde ik. Tine draaide haar rug naar me toe.”Zoals de moeder van Dries,
die heeft ook van die olifantpoten”, sarde ik verder. En dan begon het. Tine smeet eerst een lading graspollen over
me heen. Omdat ik in de lach schoot, werd ze nog bozer. Ze vegon de koperen bikkels te verzamelen met een gepijnigde blik
in haar ogen. Ik kwam razendsnel overeind en spurtte naar de voordeur.
Nog
voordat ik die kon bereiken hoorde ik hoe de projectielen met kracht tegen de muur sloegen. Ik rende het huis door, naar de
achterdeur, de tuin in, en zag hoe Tine een bamboestok uit het rozenperk rukte. Ik slalomde tussen de bomen door, maakte schijnbewegingen
om haar af te schudden en eindigde buiten adem in de woonkamer met een stoel tussen ons in.Ik wist niet alle slagen te ontwijken
en een striemende pijn aan mijn bovenarm maakte dat ik het welletjes vond. “Ophouden nu, anders ik getok jouw kop”,
maar Tine leek me niet te horen. Ik was in één stap bij haar en gaf een tik op haar hoofd. Ze keek me even verbaasd aan en
begon vreselijk te njengen. Toen pas merkte ik mijn moeder op. “Baroedak mani bangor”, “Kinderen, wat zijn jullie stout”,
sprak ze in het Soendanees. Ze streek door de haren van mijn zusje die weer wat kalmeerde en nam haar mee naar de mandikamer.
“Manéh
keloear”, “Naar buiten jij.” Ik moest op het voorerf mijn zonden gaan overdenken. Zelfs als ze boos was,
bleef mijn moeder een lieve moeder.
Zonder
poeha bezat ze de nodige overtuigingskracht, vaak door ons met prachtige woorden tot de orde te roepen of juist aan te moedigen.
Vlak voor het slapengaan
deed ik met Tine raadselspelletjes. “Het is harig en rond, en het is rood van buiten en wit van binnen”, legde
ik haar voor. “Is het een kabouter?” vroeg ze. Tijdens dit soort gelegenheden schoten we in een niet te stoppen
lachbui. Gingen we te lang door, dan riep onze moeder uit een van de kamers:
”
Tjitjing baroedak entong tjerahal tjerihil “, “Stop toch kinderen, hou op met dat gegiechel.”
En
als wij geen muziek wilden oefenen, wist ze ons met prachtige uitdrukkingen over te halen. Mijn Pa had namelijk twee kinderviolen op de kop getikt
en zodoende moesten we elke dag repeteeren. Eerst kregen we nog wekelijks les van een grijsharige Indische man die zijn eigen
viool niet in een koffer, maar in een bundeltje oude doeken vervoerde. Lange tijd besteedde hij aandacht aan het notenschrift,
onze houding, en het losjes met de strijkstof zoeken naar de juiste akkoorden. Dat uitproberen over de snaren leverde ons
een twijfelachtige reputatie op. “De dames ronsebons”, zo noemden de buren ons.
Een
“ronsebons” was een gelegenheidsorkest van Indonesische muzikanten.
Die
gingen op oudejaarsavond met geleende westerse instrumenten de deuren langs en probeerden hun toehoordes te verrassen met
allerlei populaire liederen, maar helaas beheerste niet elke ronsebons het repertoire of de instrumenten of beide.
Toen
we een keer blijkbaar teveel lawaai produceerden, belandden er twee rotte papaja’s in onze tuin.
Het
was één van onze buren kennelijk teveel geworden.
“Hoedjan
boeah “, “ Het regent vruchten”. Merkte een straatverkoper op. Gelukkig leerden we al gauw eenvoudige wijsjes spelen. “Alsjeblieft
geen krontjong of Hawaiian “, instrueerde mijn vader onze leraar. Voordat we er erg in hadden speelden we stukjes Strauss.
An der schönen blauen Donau en Rosen aus dem Süden.
Toen
we dit niveau bereikt hadden, kwam het moment om afscheid te nemen van onze muziekdocent. Want cultuuronderwijs kostte geld
en mijn pa bezat geen ruim inkomen. Tine
en ik waren niet altijd even gedisciplineerd voor een repetitie. Dan kwam ma in aktie.
“
Ik kom even bij jullie zitten en dan gaan jullie voor mij njetèng njetong “. Dat “njetèng njetong” moedigde ons telkens weer aan. Behalve de Soendanese woorden die we spelenderwijs
van onze moeder oppikten, raakten we als kind ook gefasineerd door wat ze deed. Zo waste ze bijvoorbeeld haar haren door deze
te kramassen. Ze ging naar de put en mengde de as van gedroogde padi, gedroogde rijsthalmen in een emmer water. Dit troebele
goedje zeefde ze door een doek en met het vocht ging ze kramassen. De haren werden grondig nagespoeld en daarna ingesmeerd
met klapperolie. Als kind zag ik bij de put een prachtig tafereeltje tussen mijn
moeder en mijn van oorsprong een Friese vader, die perfect de Soendanese taal beheerste. Mijn ma was net klaar met kramassen
en wilde met kletsnatte haren en halfgesloten ogen naar hui teruglopen. Mijn vader trok plagerig aan haar sarong en vroeg
met een verleidelijke glimlach op zijn gezicht: “Mamaatje…..koemaha anoeh èta tèha?”,
“Mamaatje,
hoe staat het met datgene…?” Deze zin sloeg in geheimtaal op hun liefdesleven. Mijn moeder antwoordde lacherig:”
Entong kitoe, baroedak seperti kampong”, “Niet doen, we hebben al een kampong aan kinderen”.
Mijn Pa kwam in 1943 te overlijden
in het jappenkamp Tjideng. Sindsdien verloor mijn moeder de zangerigheid van haar woorden.
Tjimahi
1943. Marijke Middel
Note:
Opa stierf op 25 augustus 1943
Ik (Sylvia Marijke Middel) werd 6 dagen later
geboren 31 augustus 1943
25 Augustus 1964 (dezelfde dag van opa’s
overlijden)
werd onze
oudste zoon geboren.
===================================
POTONG BROS
Eenmaal
in de week bezocht mijn pa zijn kapper. “Potong bros” gaf hij de coiffeur bij elk bezoek te kennen. De haren bovenop
zijn hoofd dienden van gelijke lengte te zijn.
“Er
moet een vliegtuig op kunnen landen.”
Mijn
vader zag het levenslicht in 1882. Hij kwam uit een boerenfamilie in Friesland. Waarschijnlijk tekende hij voor Indië omdat het platteland in zijn jeugdjaren
grote armoede kende. Hij was een makkelijke vangst voor de ronselaars die hem en zijn ouders een gouden carrière beloofden.
Het KNIL leek toen op een echt vreemdelingenlegioen. Overal uit Europa meldden zich rekruten aan. Duitsers, Zwitsers, Fransen.
Belgen. In veel gevallen niet de meest verheven schepsels. Dit maakte dat mijn moeder met enige voorzichtigheid aan een relatie
met mijn pa was begonnen. Europese soldaten waren in haar beleving grof van taal en weinig innemend. Het verbaasde haar dat
ze tijdens hun eerste ontmoeting in perfect Soendanees door mijn vader werd aangesproken. Gewoon op straat, met een mand vol
kleding in haar handen, net terug van de openbare wasplaats.
Toen
ze merkte dat hij ook haar familie op een vriendelijke manier benaderde, voelde ze gaandeweg een streke genegenheid voor hem.
En toen hij tevens bereid bleek om de jeneverfles de deur uit te bannen, dacht ze: “Dit is de man van mijn leven.”
Mijn
pa beeindigde zijn militaire loopbaan als stafhoornblazer. Dit verklaarde zijn liefde voor muziek. Zodra onze buurman, enkele
huizen verderop, zijn grammafoonplaten afspeelde, nam mijn vader plaats op het voorerf om met gesloten ogen mee te luisteren.
Na
het KNIL kwam mijn pa te werken voor het marktwezen. Hij verruilde zijn soldatenkloffie voor een wit uniform. Een djas toetoep
met koperen knopen en een broek dia na elke wasbeurt een stijfselbad van tapioca kreeg.
De
pet met zwarte bies en het embleem van de gemeente Bandoeng zette mijn pa op zodra hij één van de drie marktterreinen naderde
waar hij en zijn collega’s verantwoordelijkheid voor droegen.
PASAR
BAROE, KOSAMBI, EN ANDIR, maar meestal bestierde hij als
marktmeester PASAR BAROE.
Deze
ommuurde pasar lag in de Chinese wijk, niet ver van de aloen-aloen met zijn oude moskee en bioscoop PREANGER. Via een poort
met aan weerzijden kleine vierkante huisjes met een puntig dak, die dienst dedenals kantoor, kwamen de toekang dagangs binnen,
de handelaars met hun krandjangs, hun manden en korven.
Iedereen kreeg een stalletje toegewezen.
De
één verkocht ramboetan, de andere tapai of djenkol.
Mijn
pa lette tijdens zijn rondes vooral op de hygiëne, waardoor er veel geschrobd en geveegd werd. Tegen alle vrouwelijke verkoopsters,
jong en oud,
riep
hij: “Nèng koemaha? Daramang?” “Lieveling, hoe gaat het ? Goed?” “Noehoen bapak”, “
Het gaat goed vader “ . antwoordden ze dan.
De
mannen benaderde hij iets minder amicaal, maar ook door hen werd hij als bapak, als “vader” aangesproken.
Mijn
moeder hield ervan hem te verwennen. Eèn keer per week serveerde ze hutspot die ik mocht voorproeven. Als de buurman bij toeval
na het nuttigen van deze Hollandse hap een plaatje opzette, danste mij pa als dankbetuiging rond de tafel op de klanken van
de muziek. We schoten vreselijk in de lach wanneer we zijn houterige maar welgemeende vreugdepassen zagen.”Jouw vader
weet veel van de hebbelijkheden van de mens. Hij is in het verleden zelf geen lieverdje geweest….” “En hij
heeft zichzelf met pijn en moeite opgewerkt.”, vertrouwde mijn ma me ooit toe. Het was inderdaad een eigenschap van
mijn pa om ons kinderen zoveel mogelijk zelf te laten nadenken en zelf keuzes te laten maken. Hij maakte geen onderscheid
tussen zonen en dochters. Uitzonderlijk voor die tijd. Zo gingen wij elke week naar de zondagsschool en kregen van hem wat
centen mee. Dan zei hij: “Kijk maar wat je ermee doet. Of in het zakje…. Of kijk maar.” Dat liet hij aan
onszelf over. Maar weinig geldstukken bereikten de kerk, we spendeerden het liever aan de bioscoop. Als we thuiskwamen verzocht
hij ons de film precies na te vertellen. Dan duikelden we met onze woorden en veel arm- en handgebaren over elkaar heen. “Nou
pa, die kojboj hij stap op z’n paard”. En voordat je het wist nam één van de andere kinderen het weer over:”Die
vèn, hij poekoel hem van rechts“ Mijn pa gaf in zo’n geval ieder van ons de kans
om en deel van het verhaal te doen. In fatsoenlijke zinnen en met goede articulatie. Op een gegeven moment vroeg miijn pa
of ik durfde op te treden. Hij was lid van de Tempeliers, waar met regelmaat voorstellingen plaatsvonden.
“Tuurlijk”,
antwoordde ik. Met
mijn rauwe stem zou ik
een
smartlap van Speenhoff vertolken.
Twee
dagen later kwam mijn vader met een zwart pak, een bolhoed en een wandelstok aanzetten. Voor een volle zaal zong ik: “Er
was eens een haveloos ventje. Die vroeg aan z’n moeder een broek. Maar moeder verdiende geen centje. En vader al wekenlang
zoek…..” Mijn zusje waagde zich bij het volgende optreden aan een Engelstalige ballade.
We werden
vaste spelers van het theatertje, alsof het de gewoonste zaak van de wereld betrof. In de oorlog belandde mijn vader, via
een aantal tussen-kampen, in Tjideng in Batavia. Met moeite
had ik voor mijn ma en mijzelf twee pendaftarans, reispasjes, weten los te peuteren van Yoessoef, een vroegere schoolkameraad
die nu voor de Nippon-overheid werkte. In Tjideng scheurde de wacht eerst alle bladzijden
uit de bijbel die ik had meegenomen en waar mijn vader vroeger aantekeningen en onderstrepingen in had aangebracht.
De soldaat
vreesde voor geheime boodschappen. Hierna mochten we mijn pa even ontmoeten. Er was niet veel van hem over. Dysenterie, een
gebogen houding, vuilwitte kleding en een kaalgeschoren schedel. “Nèng koemaha?”
vroeg hij aan Ma …..
Marijke
Middel - Bandoeng 1943
Nog een stukje van mijn tante Marijke
Middel
Ik ben Marijke Middel, dat is mijn meisjesnaam. Ik
ben geboren in 1920 in Bandoeng. Mijn moeder was een Soendanese, mijn vader een Fries. Een echte mooie knappe man met mooie
ogen. Groenblauw, dat vind ik altijd zo mooi. En met zo’n mooie neus.
Je hebt toch nog die smaak nog van de Soendanezen,
je weet wel. Dus ik maakte dat eten op z’n Soendanees. Ik heb het mezelf moeten leren ja. In het begin maakte ik de
dengdeng gitzwart en helemaal niet te eten. Als het maar smaakte. Ik vroeg aan de buren: waar koop je dit of dat. Dat waren
Indische mensen. Ja, zij was een Ambonese, heel streng en heel driftig maar wel leuk. En haar man was een hele rustige, een
hele knappe mooie Hollandse man; met een mooie neus.
Van die Ambonese vrouw heb ik veel geleerd. Ze zei:
“ Zo moet je geen jus maken, want dan smaakt het vies". Ik zei: "Ja, hoe dan". Dan leerde ze het mij. Gewoon met zout
en ketjap en zo. Het moet uit het extract van het vlees komen, weet je wel. En dan leg je het vlees even neer en van de overgebleven
jus maak je dan met eeh ... boter. Ja boter later wel, omdat ik… Ja, ze konden me wat. Dat verzon ik ter plekke. Ter
plekke heb ik er toen ketjap bij gedaan. Want de kinderen wisten ook niet hoe dat dan moest smaken.
******
Oude Indo
De oude man
kijkt uit het raam de bladeren vallen van de bomen ach ja, 't is zondagmiddag zullen de kinderen straks nog komen? Hoe
heet hij toch, ajo, toe dan zijn naam, adoeh ik weet niet mijn jongste kleinkind, ja die
van mijn jongste dochter Mijn otak wil niet meer als toen toen Tine er nog was, bij mij ze
was zo bijdehand mijn vrouw Zo pienter, ze was altijd bij
De handen
schuiven kleedjes recht de koffie tafel staat al klaar Er
is katjang en ook tjoklat en in de ijskast staat een taart Twee uur al en nog geen bel het
oude hoofd knikkebolt opzij De diepe ademhaling fluistert en dromen vlieden er voorbij Daar
loopt Tine heel koket klein, parmantig maar zo fijn Kom mijn lief geef mij je hand dan
breng ik jou naar ginds festijn
Beiden dansen
ze de balvloer rond ze zweefden als op vleugels Zijn
hand omklemt haar ranke middel haar lach weerkaatst ondeugend Ja mijn lief, jij bent mijn al, heel
mijn ziel en heel mijn leven Toe voer mij weg ik blijf bij jou Een boeket van liefde zal ik je geven Weet
je nog toen ik je zag die eerste keer in Bandoeng ja Je bood me toen een koffie aan ik
liep toen in sarong kebaja
Een glimlach
plooide rond zijn mond toen hij haar innig kuste Jazeker
schat jij weet toch wel hoe jij mijn vlammen bluste Je riep, adoeh, doe niet zo gek straks
kijkt iedereen mij aan maar in jouw ogen blonk een licht dat ik niet kon weerstaan Zij greep
hem vaster om de schouder toen vlogen zij getweeen Al minnekozend greep haar hand de
zijne beet en zij verdwenen
De bel bleef rinkelen, al vele keren dochter met
haar man voor 't huis heb
jij de sleutel, waar is die man die ouwe man moet maar naar
een tehuis Dat heb je met die Indo mensen ze zullen het nooit eens leren Hier
in Holland is het toch anders ze zijn gewoon niet te bekeren De luie stoel was stil getuige waar
ingeslapen een indo glimlachend lag terwijl de radio zachtjes
speelde Sarina het kind uit de dessa.
============================
Gordel van Smaragd
Als je weer eens hebt gedacht
aan de Gordel van Smaragd
Hou die zachtheid dan maar voor jezelf alleen.
Niemand vind het interessant:
er ontstaat een glazen wand
tussen jou en al die mensen om je heen.
Alle liefde, alle leed,
Doe maar, of je ‘t niet meer weet,
pretendeer dat je Oost nooit hebt gekend
Doe maar net of 't een drogbeeld was,
dat kon breken als een glas,
zeg maar dat je eindelijk weer wakker bent.
Is het dan niet waar dat ik daar heb liefgehad
en
ook gevangen zaten, ook bevrijd?
Alles is waar: Sawah's en Tropenzon
en ik wou dat ik vergeten kon, na al die tijd.
Het lukt niet echt zit al in je hart en lijf
Meegekregen van wieg tot graf.
Vergeten kan niet anders heb je spijt!
======
Toko Middel
Jij heette daar geen supermarkt, maar gewoon toko,
En alles stond een beetje door elkaar,
Het was veel minder zakelijk, veel knusser,
Maar wat je kopen wou, dat vond je daar.
Er was van alles, Oosters en Westers,
Er was zoet, er was zout.
Die speciale geur, die zal ik nooit vergeten,
Al woon ik in een ander land en ben ik oud…
Suikertjes in grote glazen potten,
Zoetemelk en oude kaas was er te koop.
Gedroogde appeltjes en pruimen,
Limoen en gewoon rozenstroop.
Er was gedroogde vis en dendeng,
Maar ook enveloppen en briefpapier,
Natuurlijk rijst, brood, gelei en sardientjes,
Eigen gemaakte wijn en ook nog bier.
Je kon er echt van alles vinden,
Potloden, koekjes, indische ontbijtkoek,
Droste cacao, kauwgom, zelfgemaakte borstplaat
maar ook petroleum, en rookgerei,
Zelfs Jenever was erbij !
Later ook nog warme gerechten erbij
noemden ze " eten buitens huis halen"
werd gebracht desnoods met de betjak
snel voor een paar roepias zonder dralen.
Als je daarna moest betalen,
Het boekoe pienter stond vlak naast de kas
Vlug even opschrijven tot eind van de maand
dat mag en ook nauwkeurig bijgehouden was!
Neen ik zal jou nooit vergeten,
Met jou heb ik een speciale band
Jij was een stukje jeugd en ik voel een beetje weemoed
Als ik denk aan die toko in mijn geboorteland !
===========================
DE INDO
VERDREVEN VAN ONS ZONNIG GEBOORTELAND
ZIJN WIJ ALLEN IN HOLLAND GESTRAND
OM ELKAAR
TE VINDEN IN DAT ENE BLOED
INDO, EEN ARDJOENA VOL EDELE MOED
HIJ IS HALF EUROPEES, HALF AZIAAT
EEN WERELDBURGER, APART, GODS EIGEN PIRAAT
INDO BESCHEIDEN ALS KEMBANG MELATI
EN DJAHAT ALS DE PISO BLATI.
INDO, SCHERP ALS EEN BELING
TOCH EEN OPSCHEPPER ALS SRI – GOENTING
EEN INDO IS PIENTER BOESOEK ALS DE OELAR WELANG
GUL EN DAAROM ALTIJD KOERANG OEWANG
INDO, LENIG ALS EEN MONJET
MAAR INDOLENT ALS EEN KAMPRET
HIJ IS INDO WANTROUWEND ALS DE MATJAN TOETOEL
EN DE WAJANG VAN NJAI LORO KIDOEL
INDO MYSTERIEUS ALS DE TROPENNACHT
EEN TEMPEL VAN STILLE KRACHT
MAAR EEN INDO SNEL GEKWETST ALS DE POES KOETJING
IN STRIJD ONTWIJKEND ALS DE BRUINE LOEWING
DE INDO IS LANKMOEDIG ALS DE PERKOETOET
EN GOEDLACHS ALS SI – GENDOET
MAAR SCHUW ALS EEN KADAL
EN SLUW VIND ALTIJD WEL EEN AKAL
AKAL BOELOES WEL TE VERSTAAN
ALS EDELE NIMROD STAAT HIJ BOVENAAN
DE INDO IS MUZIKAAL ALS DE TJITJARAWAH
EN RIJK ALS DE PADI OP DE SAWAH
DE INDO IS TROTS ALS DE MERAK
EN TEVREDEN MET PEDOH EN WARME KERAK
HIJ IS EEN RIJSTEPIKKER AL DE GLATIK
EEN BIJZONDER PATROON VAN TJANGS FIJNE BATIK
INDO IS NOSTALGIE ALS DE ZANG VAN DE TONGGERET
EN GEZELLIG DONGENG ALS DE DJALAK OERET
HIJ IS BLIJ MET EEN KOPIE TOEBROEK, SLAAPBROEK EN KEBAJA
MAAR IS EEN FANTAST, DROMER, DENKER, GESLEPEN BOEAJA
INDO, EEN BAMBOE, EEN KALI, EEN BOTOL TJEBOK,
HIJ IS STIL, GEDULDIG MEDITATIEF, ALS EEN BLEKOK.
MAAR INDO INVENTIEF ALS EEN MANJAR
EEN ZWERVER TUSSEN DUBLIN
EN KALI ANJAR
EEN INDO IS KUNSTZUNNIG ALS DE ANGGREK BOELAN
MET EEN LIED, EEN TRAAN, EEN GAMELAN
INDO STERK ALS EEN KARBOUW
EN DOOR DE EEUWEN TROUW
INDO, NIET MEER VERTRAPT, VERNEDERD ALS EEN SEMOET
MAAR BEWUST, EEN KLEURRIJK WEZEN VAN GEMENGD BLOED
INDO’S ALLER LANDEN FRANK EN VRIJ
BESEFT, DIT ALLES, DAT ZIJN WIJ
LAAT DIT ONS VERBINDEN, LAAT ONS ELKAAR VINDEN
IN DE OUDE TRADITIONELE GEEST
ALS LEIDMOTIEF VAN EEN EEUWIG FEEST
ZOALS DE TJANTING DOOR MOEDERS HANDEN GELEID
FIGUREN TEKENT OP HET ONGEREPTE DOEK
ZAL ONZE TOEKOMST WORDEN VOORBEREID
ALS EEN VREUGEDEVOLLE BLADZIJDE IN HET GROTE LEVENSBOEK
==========================================
BENGAWAN SOLO, WAAROM ZO STIL PA?
DI MANA JOUW GEDACHTEN?
DI TANAH YANG KAMU CINTA?
JE HOEFT NIETS TE ZEGGEN, HET IS HEIMWEE
ELKE TRILLING IN JOU VERTELT ZIJN VERHAAL
EEN VERHAAL VAN VERLANGEN NAAR DE TUKANG SATE
HET IS JOUW VERHAAL, JOUW GESCHIEDENIS, JOUW LEVEN
IK BEN ZO BENIEUWD
COBA, VERTEL, DEEL HET MET ME
GEEF JOUW ANAK EEN BEETJE ADEM, AL IS ‘T MAAR VOOR EVEN
========================================
INDO YANG PERTAMA
JOUW VERHAAL
DI MANA?
INDO KEDUA
WEG-GEASSIMILEERD
JANGAN LUPA
INDO KETIGA
OPGEGROEID IN NEDERLAND
GADO GADO BELANDA
INDO KESASAR
A SHINING STAR
4EVER MENGEDAR ……
=======================================
INDO WEET NIET
INDO WEET WEL
INDO WATWILJENOU?
INDO PLIMPLAN
INDO MAKEYOURMIND
INDO ZUCHT
INDO WATBENJENOU?
INDO WEETIKNIET
INDO GEZEIK
INDO KANNIETBESLISSEN
INDO KOPOP
INDODOENOUEENSNIETZONETJES
INDO GANOUEENSBUITENDEREGELTJES
INDO ZELFSDEINDOROCKISNETIETSTENETJES
INDO? INDO?
==========================
Ondanks mooie gedichten zijn er ook leuke "vieze verhaaltjes" die
Indo's ook graag onder elkaar willen vertellen (opscheppen??!!) Eigenlijk...lees hieronder
Maar eigenlijk, eigenlijk wil ik het hebben
over nog weer andere "vieze" praatjes. Praatjes van het genre waar vooral Indo's dol op zijn, waarom weet ik niet, maar jong
en oud maakt zich er schuldig aan. Of de derde generatie er ook aan meedoet, betwijfel ik, maar zo ja, dan is toch een stuk
Indisch erfgoed veilig gesteld. Mannen hebben het altijd over "hun vogeltje" dat zo mooi kan zingen en of een vrouw hun vogeltje
wil zien. Laatst grapte iemand, toen het ging over het geluk van een Javaan dat onder andere bestond uit het hebben van een
witte vogel: "Mijn vogel is niet wit hoor! Als hij wit is, ben ik ziek!" Of mannen hebben het over Indische kroketten die
natuurlijk beter smaken, groter en dikker zijn dan Hollandse en terwijl ze dat zeggen kijken ze je aan en bewegen hun wenkbrauwen
op en neer. Maar ook Indische vrouwen kunnen er wat van. Op feestjes, als met name gescheiden vrouwen van middelbare leeftijd
zitten te giechelen, dan kunt u er van op aan dat ze het over een zekere man en zijn "jeweetwel" hebben. Een seniordame sprak
laatst over de ontmoeting met een uiterst charmante jongeman maar dat bij haar "de boel" al op slot zat. "Maar misschien heeft
hij een goeie sleutel en kan hij jouw slot oliën…" reageerde een leeftijdgenote en haar wenkbrauwen stonden niet stil.
Op een koempoelan waar ik vorig jaar was, vroeg een Indische dame van in de zeventig aan de aanwezigen: "zal ik nog één
"vies" verhaaltje vertellen?" "Ja, ja, nog een vies verhaaltje", kirde een vijftal dames op leeftijd. Een verhaal van vroeger
volgde over een vrouw die een adelborst "met alles er op en er aan" als vriendje had. Op het strand vroeg hij of ze op zijn
schoot kwam zitten, maar volgens die vriendin zat zijn sabel in de weg. "En toen zei ik tegen haar: maar dat was niet zijn
sabel…", waarop de vrouw betekenisvol haar wenkbrauwen bewoog.
Toen ik vroeg wat eigenlijk de betekenis van
de bewegende wenkbrauwen was, zei een Indonesiër tegen me dat Indonesiërs dat altijd aan seks refereerden, waarom
wist hij niet. 'Indo's doen dat ook altijd, waarom weet ik ook niet, en altijd op een verborgen manier, nooit direct', luidde
mijn reactie. En, bedenk ik me nu, misschien horen die op- en neergaande wenkbrauwen automatisch bij dit soort "vieze" praatjes…
Ik zal er eens goed op letten in de toekomst.
Adoe dat " Vieze" valt in deze tijd toch wel mee toch!??
====================================
Indo's
praten tien van de negen keer over eten. Hopeloos. Ik wil hebben praat een keertje over iets anders. Luister even, een pantoen
is een versje. Als je er een tweede couplet bij verzint, dan zijn de tweede en vierde regel van het eerste couplet respectievelijk
de eerste en derde regel van het tweede. Pantoens worden gezongen op feesten en bruiloften. De een begint en een ander antwoordt
spontaan met het volgende couplet. Geweldig. Zo ontstaan'pantun berkait'. Van soms wel 20 tot 30 coupletten. Ook teksten van
krontjongmuziek bestaan doorgaans uit pantoens. Heb ik mij laten vertellen, ja.
Weet
je wat ook erreg lekker is? Sambalan Boon Tjies...
Kruimeltjes:
tot ik vanavond met mijn trembel bel tot zo laat red ik het nog wel voor
wie mij nog niet kent wil ik si itoe heten
===
O
ja, nog even dit:
de kleren van de keizer van japang zijn me een
doorn in het oog van de naald van de schone slaapster al slaapt zij nog 100 jaar door maar klinkt haar gillen in
de nacht
kom laten we maar gaan pentolen doe je mee
ALDOOR MAAR INDO ZEG......!!!!
WAT IS INDISCH.................!!!!
Zoooo ver is die familie
van ons inmiddels. Jah, wij zijn al familie sinds de tijd van de VOC. Het ging toen vooral om peper en zout en de
hele mikmak. Maar tussen de bedrijven door
is er genoeg tijd
voor andere dingen. Spelletje
scrabble, Mens erger je niet aan hem. Waar 2 culturen elkaar ontmoeten ,
daar komen vroeg of laat
kinderen van. En ja hoor: Daar komen de Indo’s. Logisch.
Sommigen betreuren dit
echter. Volgens hun: No Indo no cry.
De pijnlijke vraag vandaag
is: ‘Hoe ben je in godsnaam nog Indisch, nu Indië allang niet meer bestaat?’ Want we hebben ons immers
meteen keurig aangepast? Naadloos geïntegreerd. Gelukkig maar, anders worden we strakjes nog
door si Verdonk ijskoud
terug gestuurd.
Schrijnende gevallen, niks
mee te maken.
Blijft de vraag: www watisindisch
dot kom Daarover zijn Indo’s het nooit eens kunnen worden. De een loopt met No Indo no cry op zijn baadje. Een ander weer met Belanda goreng. Weer een ander met: Ben helemaal van Lombok.
Adoe,
heb meteen gestuurd naar si Ben, deze.
Ben helemaal van Lombok. BEHEN, vroeger van de mobieltjes. Ken je hem nog? Ach, wat heb ik al niet als idee naar
hem opgestuurd. Ben
even naar achtren,
weet je. Ben een
Indo boy. Ben een Indo doos. Ben Hur joyboy.
Ben eindelijk helemaal van haar
........af.
Si
Bennie intussen hij zwijgt in zeven talen, die vent. Pas vanmorgen stuurt hij een SMSje: Ben al helemaal mati njo. How are
you?
Wat is Indisch? Sommigen
denken bij ‘Indisch’ aan India.
Tolol weet je, die lui. In een woord: Bongol, werkelijk. Nou ja, eigenlijk ook niet zo vreemd. Want India heette ooit Brits Indië.
‘Ons Indië’
heette ‘Oost Indië’. Er blijft echter een hemelsbreed verschil tussen
‘Brits Indisch doof’
en ‘Oost-Indisch
doof ’.
Neen. Het ‘Indisch
zijn’ wordt vooral verbonden aan de Indo-Europeaan. De gemengdbloedige.
Ten tijde van Tempo Doeloe
werd de mate van ‘Indisch zijn’ gekoppeld
aan een bepaald percentage.
Dat wil zeggen: Je was voor zoveel % ‘Europees’. Jah Illah, soms alleen maar voor een paar promiel! Dan
moest je blazen, weet je? En als teveel baoe sambalan peteh, mampoes jij.
Wij Indo’s mogen
eigenlijk helemaal niet klagen. In Holland
staat een huis tegenwoordig, een Indisch Huis.
We hebben een Indisch Cultureel
Centrum. Indisch - Indonesische cultuur vinden we toch
nog steeds voornamelijk,
eens per jaar, in een tentenkamp op het Malieveld. Buitenlandse toeristen zullen denken, dat het gaat om een model
asielzoekerscentrum.
Kan ons niks bommen.
Al jaren sta ik op die
Pasar Malam Besar. Met Indisch - culturele teksten, zoals:
Ik eet Indisch, of ik eet niet Maar je hebt ook:
Ik eet Indisch en vrij wel d’n helen dag. Voor de computerfreaks:
Words for Indows.
Ik
denk dus ik ben Indo war Deze
laatste tekst is van si Pablo.
Hij is betul betul lui
die jongen. Precies zijn moeder, weet je.
U kent het merk FILA immers?
Hij maakt van die F een G.
Smijt dat op een T-shirt.
Klaar.
Die andere zoon van mij
Micha kan er ook wat van. Als ken ken, als ken niet, OPDONDREN!
Is zijn filosofie. Of: Dat ene....., zit gewoon indo genen.
De meeste teksten bedenken
we zelf,
soms krijg ik er eentje
opgedrongen. Zoals vanmorgen nog van een Indo op het station.
Hij gaat nog zingen: Don’t worry, be bongol
Laatst komt er 1 opgewonden
bij mijn stand staan. Volgens hem ontbreekt er een tekst.
‘Adoe,
mijn tand, hij watert’ . Ik praat maar zo’n beetje met hem mee. Je kunt Indo’s beter niet tegenspreken, immers. Nog niet
eens ‘watwat’ al ‘watwatjij’ bij die lui.
Toen hij eindelijk een
eindje verderop ging, heb ik meteen op T-shirt gekalkt:
Als niet snel…… IK LEL ! Ik mag van mijn psychiater niet meer meteen
beuken,
als nog niks. Zij vin
dat onverstandig.
Schrijf het maar op een
t-shirt,
zegt ze mij. Vandaar.
- “Kan ik op je rekenen?!”,
schreeuwt hij mij nog toe
vanuit de verte. Wat denkt hij wel, die fen, ik ben geen rekenmasjien!
Op de Pasar Malam Besar
proef je gewoon de Indische
cultuur. Je ruikt overal durian, maar je proeft de Indische cultuur. Laatst, ben ik blozend tot achter mijn oren getuige
van de volgende dialoog. Hij:
“Jouw piercing boleh seh”. Ik denk: Adoe, Indo deze. Zij: “Loh, moet je mijn kwee mankok proeven,
adoe jouw tand hij watert”. Op
haar t-shirt staat te lezen ‘Gatel’.
Soms komen mensen aan mijn
kraam
met een speciaal verzoek. Een
suikerzieke: Tjobak meneer, maak dan voor mij ‘Ik heb heimwee naar jou mijn insuline’.
Een vette meneer in Bermuda shorts vraagt om: ‘Tempo doelloos fitness club’
Andere meneer, strak pak
weet je, Indoyup 2004, vraagt om voor zijn nieuwe bedrijf te maken:
‘Indisch planburo
PlanPlan'
Een tante, verre familie
ook zij, zij staat nog zo’n beetje te dromen voor mijn standje: Adoe, waar blijf de tijd? Haar zus: Hij kom soja…
Ook Indo’s van de
derde,
zelfs vierde naoorlogse
generatie. Een meisje van, pakkem beet, net 18, maar haar sociaal emotionele ontwikkeling al helemaal aanwezig, navelpearcing,
weet je? Ze wil op haar stretchshirt: Mijn durian stinkt niet, hoor.
Indisch zijn na Indië.
Af en toe hou je wel je
hart vast. Op een Indische kumpulan hoor je niet
meer alleen maar Indorock. Tjampoer
adoek tegenwoordig.
Ze geven rustig sateh
kambing naast rijstenvlaai. Krontjong Betawi naast Frans Bauer. 'Heb jet eten voor mij? Likje sambal drbij...' Nog even en ze geven een Indische carnavalskraker: ‘Heus
heus heus, d’r hangt een upil uit je neus!’
Droomt u ook zo vaak, als ik?
Ik droom laatst ik ben
op het ministerie. Ik ga geld vragen voor de Indische cultuur. Wat is in hemelsnaam Indische cultuur,
vraagt de staatssecretaris
zich af. Aan haar assistente Sonja, Indo zij,
vraagt ze om koffie te
zetten. Sonja, nog een beetje suf zo op de vroege ochtend vraagt: ‘Tubruk or not tubruk?’
Opeens weet de staatssecretaris
weer. Ze denk ook als Shakespeare, boleh.
Ze geef meteen 5000 pop.
En bent u ook net zo gek,
als ik op reclamefilmpjes? Zoals die ene van ‘Zijn jullie nog niet begonnen?’. Belum. Of hoe toch ook alweer?
‘Need a Pentium?’
Vaak als ik aan Indo’s
denk,
denk ik terug aan mijn
allereerste. Niet aan mijn allereerste meisje,
aan mijn allereerste computer. Als
ik aan mijn eerste meisje denk,
door maar ‘Gatel
inside’ Zoals bij mijn allereerste computer ‘Indo inside’. Zo langzaam mijn eerste computer.
Precies mijn broertje.
Djam karet werkelijk, die fen. Bij hem gegarandeerd: ‘Kom tijd, kom laat’.
Maar je krijgt tenminste
de tijd om heerlijk weg te dromen met zo’n trage computer.
Naar gebieden ‘never
ever’ ontdekt
door Christopholo Sontoloyo
Colombo. Naar de Poentjak, Banjoewangi, Tjilatjap, Babi ketjap, Modjokerto, waar maar.
Straks, als er eenmaal
Indo-tv is,
krijgen we allemaal filmen
daarover Ze geven ook real Indische soap strakjes onder de titel: Loh, smaak naar spek deze koek, of hoe? en I am Indo mood for love.
Je moet ook als Indo een
beetje meegaan met jouw tijd. Dus heb ik tegenwoordig mijn eigen website. ‘Indo Wordart of the Lowlands’.
Ik ben trots. Maar ja, wat zet je op zo’n website. Zoals ik, belum kawin, denk weet je wat,
ik zet een kontakadvertentie
d’rop: ZKM prettige vrouw - Liefst Indisch -
Klein gebrek geen bezwaar
- Als maar geen gel gebrek.
Als bij zo’n website
je kan steekwoorden
opgeven voor de zoekmasjien. Dus
ik al ‘Indo’ – superindo – botoltjebok – tetehbengek - matakicikutuburung. Help geen fluit,
man.
Soms vragen ze mij om iets te doen voor de mensen. Ajo Oom, vertel dan weer zo’n sprookje.
Wat maar, als maar leuk.
En daar kan ik me nou dood aan ergren. Indo’s
zijn vervelend. Ze willen altijd maar lachen hier, lachen daar. Zeker om hun depressie weg te moflen. Ik wil hebben,
bespreek ook eens een serieus onderwerp. Zoals daar bijvoorbeeld is: “Show me the way to go home” Want wij
hebben niet als
Klein Duimpje kruimeltjes
gestrooid, toen wij in Holland verdwaalden.
Dus geef ik hun laatst
gewoon
‘Het Grootsch Indisch
Dictee’. Ik denk bij mezelf ‘ik zal hun leren’. Ik zeg à la Philip Freriks: Schrijf op jullie. Ik
haat nog lopen naar de benedenstad,
als ik si Soophie zie.
Ik ben smoor op gaar, je weet.
Maar ja, baoe tangan zij,
afhelikte botercham. Intussen hun dictee vol met Indische fouten. “Geef neks, je beuk maar, blaas maar,
als geef maar geleit”.
Daarna nog de ‘Tempo
Doelloos Quiz’ gedaan. En ik moet eerlijk toegeven, Indo’s zijn reuze goed in vaderloze geschiedenis. Alleen
dat lachen, ik erger me dood.
Nou ja, ik vertrek geen
spier. - “Dames en heren, mag ik een beetje aandacht?” Tegelijk commentaar, die lui. - “Adoe,
zo zielig si Royke.
Hij heeft een beetje aandacht
nodig. Kom maar even op mijn schoot zitten, jong”. Ik weet gewoonweg niet, waar ik kijken moet, seh.
En was het nou maar een
dame, die dat zei…. Luister, ik zeg: Paree ligt 10 palen ten Oosten van Kediri Vraag:
‘Hoe lang is een paal?’ Ze weten niet! Andere vraag: ‘Wat is de verleden tijd van figuurzagen?’ Zegt
er een: Wah, niet zo dan Oom. Figuurzagen toch allang de verleden tijd? Van figuurzien.
Maar, onze taal is betul
betul muulik. Eerlijk waar. Je weet: hij wordt schrijf je met –deetee.
Derde persoon enkelvoud
immers. Katanja: Landtong schrijf je ook met dt. Je zou denken lanttong dezelfde als lonttong.
Help te geloven. Dan
heb je ook nog langtong. Apa ‘tu? Als mijn frien hij ken, langtong zoenen.
Ik weet, lachen is gezond.
Mijn psychiater zij zeg:
lachen maakt gezond. Toch ben ik maar wat blij,
dat mijn moeder ons altijd
op het hart heeft gedrukt, dat het leven in Holland
na den oorlog beslist geen
pretje is. Op dat weilandje ergens tussen Enschedé en Loosduinen. Inmiddels omgedoopt tot International Airport Bushbush.
Met wel dertien landingsbanen. Dertien. Om al de bolletjesslikkers veilig te laten
landen.
Over psychiaters gesproken,
wat heb je eigenlijk aan
die lui? Ze geven jou door maar pillen.
De een nog mooier dan de
ander. Wij Indo’s zijn daar niet blij mee en gelukkig maar nog een beetje bijgelovig, af en toe. Geef mij maar
liever de jamu jamu van oma, dan al die duizelingwekkende medicijnen. Ik laat mij nog liever de hand lezen seh, door
mijn tante. Zij houdt ook helemaal niet van medicijnen. Mijn tante, zij praat met engelen, geloof je. Betul!
Het begon allemaal op kerstnacht
1953. Zij is nog bezig haar wintertenen
in te smeren met purol,
adoe. Dan hoort tante opeens ( eeh Tjina mati! ) engelen zingen. Vanaf dat moment, als haar wat mankeert, zij
praat eventjes met haar engel, al. Tot op een nacht die engel, hij zegt: Jazeker, de apotheker!!!. Mampus zij.
Indische Nederlanders,
het laatste restantje
van een koloniaal verleden. Ca. 600.000 Indo’s
wonen inmiddels
verspreid over heel Nederland. 600.000 Indo goed voor 16 miljoen Euro. Nadat ze aanvankelijk
uiterst koel zijn ontvangen. Heb ik mij laten vertellen door si Kokkie.
Willem Kok, mosoh je ken
hem niet. Hij is pas maar benoemd tot minister van Staat niet. ‘Ekskuus, ekskuus’, mompelt hij in Den Haag
Vandaag. En hij maakt daarbij een gebaar. Het gebaar. Lijkt net, of hij aan het soeten is, die fen..
In ieder geval laat hij
mij bij deze alsnog
de hartelijke excuses overbrengen. Wadoe,
197 Miljoen Euro, hoor.
Krijgen
we. Bukan main. Dus ik al 197 … min 16 … gedeeld door 101.307 …. 3 onthouwen … Loh, kurang … voor mijn vloerverwarming. Maar we krijgen nog bij. Dank zij een zekere ini.
Beslist geen familie. Zij
zeg:
Geef die Indische kneusjes
maar honderd pop extra. Dan zijn ze tenminste weer 50 jaar stil. Veeg haar! Adoe, ik ben razend!
Eigenlijk we moeten demonstreren,
vin ik.
hh. Wij Indo’s zijn
uitermate koel ontvangen destijds. Dermate koel, dat we spontaan wintertenen krijgen.
Weet je nog? Gatel ja? En
nu snap ik eindelijk, mijn psychiater
zij heeft zelf uitgelegd
zij,die wintertenen zitten hoogstwaarschijnlijk tussen mijn oren. Maar ook dat is beslist geen pretje, kan ik je verzekeren.
O ja, nou we toch over
hebben: Wat is het verschil tussen een nietmasjien en het gebaar? Adoe, je weet niet. Luister goed: Een nietmasjien
niet en het gebaar ook al niet.
En het verschil tussen
een nietmasjien en langtong
zoenen? Een nietmasjien niet en langtong zoenen graag of niet. Langtong, lang tong lijkt wel
een Chinees lestaulant
deze seh. Kata nja een Chinees kan de letter -R niet
seggen. Dus laatst die Chinese weerman
op LTL4 je hoort hem zeggen:
“Hiel en daal een buil.” Alsof hij net van zijn fiets is gedondrd, die lummel.
Tijdens een telefonisch
interview met
een totokse van de Zwolse
Courant, over pantoens, Tjalie, Conimex, de nooit uitbetaalde salarissen gedurende de Japanse bezetting,
vraagt de mevrouw aan de
andere kant opeens: “ U bent half Indonesisch, is het niet?
Ik hoor het aan uw àccent” Even
is het stil, maar dan ik: “Niet ach, meprouw, Mijn opa is Hongaar, mijn Oma hij speelt mooie gitaar!”
Ja, onze Oma, oma Betty
van mij. Zij heeft werkelijk mijn interesse
voor filosofie flink wakker
geschud. Zij heeft altet van die diepzinnige uitspraken, weet je. Sluit jouw klep nou maar eerst, jong. Straks kedjepit
jouw detdot.
Maar van haar is ook: “Verdriet
gaat bijna altijd over iets wat niet meer terug komt…”
Bij ons in de familie draait
het vooral om Oma. Als jouw zakgeld al op, zij heeft voor jou een bankje van 5. Als je hebt nog honger, ze knikt naar
de frigidaire:“
Je weet de weg wel, ja?” Als
al putus met jouw meisje:
“Wat moet je ook
met zo’n belanda goreng?”
Dan mijn ouwe heer, hij
zegt nooit een woord,
kai Willem de Zwijger
hij. Streng doch rechtvaardig, zoals elke Indische vader. Als hij er lucht van krijgt van dat bankje van 5
van oma Bet je wordt onmiddellijk
gekort. Streng hij, vaak regeert hij nog met de riem. Ik stotterde vroeger als kind en op zeker moment vraagt
de logopediste aan hem: -
“Meneer, slaat u uw zoon wel eens?” - “Jazeker”, glimt papa, “maar alleen als hij het
ook echt verdiend, hoor.”
Verlegen vaderland
immers?
Toch heb ik het nog niet
eerder zo durven bekijken, wij zijn ook half Indonesisch.
Nog niet zolang, hoor.
Pas maar volgens si Verdonk. De Indo is vroeger eerst en vooral van Europese komaf. Wouter Muller beweert weer,
dat wij ons inmiddels hebben
aangepast. Van botol cebok zuipers tot toiletpapier vreters.
Van cebok naar pèpèr…
Die
is me er trouwens eentje, hoor.
Si Woutje. ‘Wat
is een Indo?’, vraagt hij zich af op zijn eerste cd.
Lekker belangrijk.
Hoe toch hij? Mijn ouwe schoen weet wat een Indo is. Een Indo? Een ziel, twee gedachten. Dat is een Indo. Een
Indo wil gewoon op tijd zijn kopi tubruk en hij houdt niet van kabaal maken. Hij houdt wel van mooie meisjes
en van mooi weer.........Spelen. Hij
is dol op sambalan taotjo en haat te laat komen. Hij haat tegenwoordig trouwens ook naar de wintersport.
Zijn liedjes zijn mooi,
ja de liedjes van si Wouter. Adoe tranen met tuiten, ik. Zijn nieuwste song: Indo, langzaam maar zeker.
Ja, je ziet steeds meer
Indo’s op wintersport. Het assimilatieproces is gewoon nog in volle gang, man. Lees maar de Telegraaf : ‘Steeds
meer Indo’s in de lift’. Je hoort hun al van verre aankomen: Sret, srot…
Ik ook. Met mijn oudste
dochter en mijn tjoetjoe,
naar de Franse Alpen. Enfin,
ik stap uit met die kleine,
zij ziet die enorme
sneeuwmassa’s… en zet het onmiddellijk op een brullen. Weet je waarom zij een keel opzet? Van angst
natuurlijk. Voor alles wat blank is.
Want die sneeuw daar in
Frankrijk is blank hoor. Blanker, dan de mollige bovenarmen van Sneeuwwitje. Die goenoeng heet niet voor niks mond blank.
In de loop van de tijd
zijn er al
diverse definities van
Indo in omloop geweest. Een mevrouw, ze komt aan mijn stand. Ze wil op haar stretchshirt: “Ik wil Indo zijn”.
Paya. Ik wil niet hoor, ik wil niet dertien Indo zijn. Ze drukt mij op het hart: “Als In doos bewaard Oom,
gegarandeerd vers
tot 2068 na Chr.”
Wanneer toch vinden
wij onze eigen Indische
identiteit eindelijk? Een identiteit, die iets verder gaat,
dan door maar lekker makan
makan, omong kosong, kontrie en westrn. Line dancing. Zoals over Indo’s wordt door maar beweerd, dat zij
alleen kunnen praten over eten. Fout! Ze kunnen niet alleen praten over eten, ze kunnen ook behoorlijk eten die lui.
Demonstrerende Indo’s,
je moet er toch niet aan denken. Zie je al? Demonstrerende Indo's op het Binnenhof.
Het zou me werkelijk
verbazen. Wij hebben immers van mamaatje geleerd: ‘Hand voor je mond ja, als je wat zegt, en nóóit met volle
mond demonstreren.
Njang hoe toh? Een
Indo heeft nog steeds de mond vol van vroeger. Als je wat krijg, van de staatssecretaris
voor Inlandse zaken, ‘Dank
u wel’ zeggen, ja? En een handje geven. Je mooie handje. Nooit je tjebokhandje.
Denk daar om. Ik beuk je.
Heel af en toe, van tettottet
kun je wel op het Binnenhof zo’n groepje Indische demonstranten voorbij zien sjokken: “We want semor, we want semor!!"
Vreetzame demonstratie, weliswaar,
maar
laten ze liever demonstreren voor gelijke gerechten voor de
mens, wil ik hebben.
“Liberté, egalité, fraternité,
et toewee toesoek saté!!".....

De verliefde Bandeng
Een bandeng verliefd op kepiting
Op de bodem van zee op de grond
Hatinja verlangen zo vurig
Verlangen cium van haar mond
Menjanji de allermooiste pantuns
Tjintanja voor haar aduhlah zo groot
En si Kepiting riep van onder:
Lieve Bandeng, ik trouw tot jij dood
waduh zijn hart gaat kataplok kataplok
Hij wil wel, maar hij durref niet
Direct hij zwemmen naar onder
Zijn kop tussen haar schalen en zei:
Jij bent de schoonste van de kepiting ....
( als je gebakken)
Kom vrijen wij hier samen blij
Maar tobat die rampzalige bandeng
Apanja koh hij doet zo verkeerd
Ha ahnja nog niet wat wat da rabu
Aduh niet doen, niet doen
Ik nog nooit niet gekust, pas sweet seffetien
never been kissed
En woedend sloot Kepiting haar scharen
En si Bandeng zijn kop kedjepit (bekneld)
En bloedend hij drijft op de baren
amper mati ze zegt nog: o wee
Ik verkikker me nooit meer met zo'n kepiting
want anders mijn kop helemaal in twee
Daarom verliefden awas jullie ja,
oud of jong, als je verliefd bent awas
Daarom verliefden awas onthoud dit lied van de bandeng
Als liefde jouw zinnen ontrooft
Maar wees toch voorzichtig bij het vrijen
Want anders jouw kop kedjepit
*****
Wortels
Ik heb geen wortels hier Ik moet mijn
eigen wortels maken Waspeen..bospeen..winterpeen met pieterselie voor de smaak en ach laat me maar begaan toch.
Ik klets maar raak.
Ik laat me hier geen knollen voor citroenen
verkopen Dat heb ik zo langzamerhand wel geleerd. Oebi...ketella met goela djawa voor de smaak en ach laat me
maar toch. Ik klets maar raak.
*****
INDOPERI(H)KELEN
Leve de Indo! Waar ik er één van ben. Verenigd in ongeveer 624
verenigingen. Hoe dan ook en waar dan ook, sóóóveel, altijd susah dese toch. Zoveel kleuren, zoveel smaken, zoveel meningen.En
allemaal strepen om op te staan. Er loopt dus een fikse streep door, ja. Door al die Indo's. En dié heeft ruzie mét die. En
die weer mét dié. En dese denk anu vandese.Sooo anu ja. En maar botsen.
Eén grote bak kopi tubruk! Hoe toch? Misschien typisch Indisch, ja? Misschien wel een van de prominentste Indo-eigenschappen
dese, die ik, als rasechte Indo, noem:
NOG NIET WATWAT AL WATWAT !!
Dese
watwat-eigenschap heeft met onze hevoelihegeit te maken. Want.......
Ah, die Indo is sóóóóó hevoelih, dat als iemand lángs des Indo's
tenen loopt, hij voel al pijn. "Aduh!" roept Indo dan, "Loh, jij loop langs mijn teen, bijna geraak ja. Awas, ik beuk jou." "Eèh, niet
zo dan jij!" antwoord Indo yanglain, "Als jij zo, ik lel meteen." "Kurang
ajar lu, ja. Wil mij lellen. Durf jij wel!" "Nah
itu, jij denk ik ben bang foor jou!" BLADAK! En dan??? Ruzie!!! Hoe toch dese? Maar je zou zeggen, bakkeleien ja, en
dan al toch. Hoewel........soms zij gaan maar dóór door ja. En dan
al? Nekstervan! Indo wordt nou des duivels.
" Hotperdom! Ik doet jou neks en jij beuk mij."
"Apalu als jij seg eerst jij beuk mij......!" "Ik
ség toch ik beuk jou, maar jij beuk meteen." "Als jij seg jij beuk, jij fraag der om." "Hoeso ik fraag! Ik
fraag jou neks. Ik wil niet eens." "Waarom jij fraag mij neks.
Ik ben niet lakoe, ja." "Wie
het seg is het sellef, met jou kop door de.........." BLADAK!
Wordt eieieindeloos vervolgd.
Vraag: Waarom zijn de meeste Indo's bruin? Antwoord: Ze zijn snel aangebrand
******
HET IS EEN EEUWIGHEID GELEDEN
sinds ik je gisteren heb gezien de geur van je huid
om me heen gehangenals de bruine batik
zijdezacht vloeiend verwassen
door de jaren oneindig omhul ik
mij
met warmte als van de rode aarde
is het een eeuwigheid geleden
sinds ik je gisteren heb
gezien
de trilling van je mond proefde aroma
van de djamboebol vrucht
gegroeid uit de warme rode aarde
en het is een eeuwigheid geleden
sinds ik je gisteren heb gezien.
******
dese echte indo "smartlap"
Schoon ver van jou
Schoon ver van jou blijf ik steeds aan je denken Geprangd
door rouw, bijna verteerd door smart Schoon dag noch nacht mij gene rust kan schenken Alleen naar jou, naar jou verlangt
mijn hart. Schoon dag noch nacht mij gene rust kan schenken Alleen naar jou, naar jou verlangt mijn
hart.
******
Als ik in mijn klamboe lig te dromen
Je hield je goed toen ik je moest verlaten Jij
keek me aan met ogen vol verdriet Je lippen beefden toen ik met je praatte Toen voelde ik wat ik daar achterliet
Als
ik in m'n klamboe lig te dromen Zie ik ons huis weer voor me staan Dan zie ik jouw beelt'nis tot mij komen Dan welt
er in mijn oog een traan. Dan kijk ik even naar die kleine foto Die jij me gaf door weemoed overmand Ja, als ik 's
avonds in mijn klamboe lig te dromen Dan denk ik aan mijn vaderland.
*****
Het Indisch ABC
Ik zing voor u allen mijn
Indisch ABC Het zijn ook uw belangen, dus luister mee De tekst is eenvoudig, bijna eentonig het lied Maar het is de waarheid en anders niet.
A
is Alles over Indië dat je niet vergeten mag B
dat zijn de Baboes, die wij hier missen iedere dag C
de Chinese klontong met zijn "soetela soetela bagoes" D de Doeren toelèn, lievelingsvrucht van si Rakoes E is Es Lilin, ès lilin, tjeutjeuh, kelapa moeda F dat is si Fientje, eens de Roos van Manggarai G dat is je Goeling, die je elke nacht bemint H het Hollands spreken, dat ik vaak zo moeilijk vind I is Ikan asin, djambal, gaboes of pedah J dat is van Jagen, elk schot moesti kena K is Krontjongan, die een ieder zo graag hoort L die vieze Luchtjes van trassi, djengkol, enzovoort. M is de Melatigeur waar de tuin vol van kan zijn N verdraaid, die Njamoeks, eeuwig bron van chaggerijn O het driemansvehikel, bijgenaamd de Opelet P is Pasar Malam, ramé ramé, awas toekang tjopet Q de Querelant die vaak wil doorgaan voor europeaan R de Roedjak noemt hij smurrie,
pisang noemt hij een banaan S is Saté Kambing met sambal katjang flink pedis T dat is si Tolol, die niet al te snugger is U dat is Uzelf, één voor één een kameraad Door V een soort Verbondenheid
die er tussen ons bestaat W is een Whisky soda, een godendrank in dat warme land X een onbekende, van de roemah gadéh trouwe klant IJ dat is een eiland natuurlijk,
waar ik mijn jeugd heb doorgebracht
Ofschoon
heel ver weg ben ik vaak nog
daar
in mijn dromen iedere nacht Ik ben nu haast aan het einde
van mijn Indisch ABC Draag Z van
het Zonneland steeds in uw harte mee
Het alfabet
is uit nu en nu volgt de moraal Iets schoons, iets dierbaars
houdt ons sterk,
u en mij en allemaal.
*****
Zing maar zacht een liedje van verlangen En
zing het vaak, vooral in wintertijd Als je door kou en weemoed wordt
bevangen Dat verlangen raak je nooit meer kwijt
Al is Indie nog zo
vaak bezongen De zon, de duizend
kleuren groen De geur van vruchten en van bloemen
Ik verlang zo naar de tijd van toen
Zing maar zacht een liedje van verlangen
Naar lang geleden, 't lijkt een eeuwigheid Ach, land van sawah's, gamelan en palmen
dat verlangen raak je nooit meer kwijt.
*****
Een wasje weken is rêndêm.
Zes in het Javaans dat is ênêm.
Een beetje dronken is mêndêm.
Zachte kroepoek is mlêmpêm....
Een jonge vrucht die smaakt sêpêt.
Dichtbij dat noemen wij dêkêt.
Brok in je keel is kêsêrêt.
Moet je plassen: kêbêlêt....
refr.:
Rêndêm, ênêm, mêndêm, mlêmpêm.
Sêpêt, dêkêt, kêsêrêt, kêbêlêt.
Djêdjêl, pêtjêl, têbêl, mêtêl.
Grêgêtên, gêmês, gêndêng (2x)
Het eten proppen is djêdjêl.
Groenten met pindasaus pêtjêl.
Een hartsvriend is sobat têbêl.
Oude stof die wordt mêtêl....
Iets uitpersen dat is pêrês.
Zand op de tegels voelt ngêrês.
Willen knuffelen dat is gêmês.
In de regen tês tês tês
*****
“Van vaderland naar moederland keer ik onzeker terug,
aanval
of verdediging of is dit een vlucht?
Wat heb ik daar te zoeken, wat maakt me zo verward,
die
onrust in mijn donder of de Indo,
de
Indo in mijn hart?”
*****
“van
sambal goreng naar frikandel,
van zonnesteek
naar kippenvel,
van klappermelk
naar Amstelbier,
van bottol tjebbok naar wc-papier”
“aan
je kinderen vertelde je niet
je gekwetste
gevoelens en je stil verdriet,
dat was
te moeilijk en het deed ook zeer,
je had
je eigen trots, je eigen eer.
*****
INDO SPREUKEN
1. nasi sudah jadi bubur - de rijst is al tot pap geworden. betekenis: het is al te laat,
er is niets meer aan te doen. Het heeft geen zin meer om je er druk om te maken.
2. biar
lambat, asal selamat-langzaam aan, zodat het veilig gaat betekenis: liever veilig dan vlug.
3.
asal ujan batu djangan pakai pajung biarsa
4.
sabar itu suburnya, tapi jangan sampai
di kuburnya. Geduld is een vruchtbare zaak
maar je moet niet wachten tot je in je graf ligt
5.
Ikan dilaut asam digunung achirnja bertemu di kuali.
(letterlijk vertaald 'vissen in de zee en assam uit
de bergen ontmoeten elkaar uiteindelijk in de kookpot)
6.
Ajam disawah
mati kelaparan ikan dilaut mati kehausan
(kippen
in de sawahs sterven v/d honger
vissen
in de zee sterven van de dorst)
7. Air beriak tanda tidak dalam
(rimpeling op het water duid aan dat het ondiep is)
8. Tong kosong njaring bunynya
(holle vaten klinken heel mooi )
9.
Wie een klapperboom schudt, krijgt klappers
op zijn kop!
10.
Wie een kuil graaft voor een ander, die wordt
moe.
11.
Als je gaat knuppelen in een hoenderhoek,
vliegen de veertjes in het rond.
12.
Als je in de kerk schiet, dan breekt de bom
los.
13.
Als je tegen de lamp loopt,
klimt de aap uit jouw mouw
en valt in zijn mand
14.
na gedane arbeid lekker pidjit...
*****
Gedachten gewikkeld in een sarong
samen
met boemboe van gevoel
draag ik soms op kille dagen
als bliksemschichten vrees aanjagen
met donderen
als doel
Van gedachten en gevoel
mix ik beslag van vergezichten
en bestrijk het doek met oudberichten
in
een compositie vol verlangen
nochtans blijft het koel
*****
De Desa
Daar, waar het zonlicht glijdt door het loof der bomen,
De bamboe haar brede schaduw werpt op 't zand,
Onder een atapdak, een oude neneh hurkt te dromen
Bij een dandang, wijl het houtvuur rustig brandt,
Hoog in een boom, een deroek, plots begint te "roeken".
De stilt' verstoord wordt door het lachen van een kind,
Daar snel ik heen, na een dag van jachten, zwoegen.
Naar mijn desa, waar ik de rust, de vrede vind.
Wanneer de zon, nu laag, haast moe na al 't schijnen
De tani met zijn buffels maant tot rust,
De rijen pluksters van het veld verdwijnen
Een laatste koeltje, bijna kozend, de palmen kust,
Dan valt de nacht, en een heelal bezaaid met sterren
Onthult het land als met een dek, zo koel, zo zacht.
De desa, uiteindelijk slaapt, terwijl in de verte
Men nog een vuur ontwaart,
van de gardoes, voor de nacht.
*****
Weet ge
het nog?
De maan beschijnt een weg,
slingerend door het suikerriet. Naar een bergmassief, daar aan den einder,
dat beeld vergeet ik niet. De gamelantonen klaar, zij spelen een melodie, Mij zo vertrouwd,
melancholiek, van een zoete harmonie. De vuren op een berg, ze werpen een flakkrend licht op silhouet van berg en bos,
of waar de wind haar richt. Een bergstroom murmelend, monotoon gedruis, Dat was mijn land….., dat was mijn thuis. Een
zee van vlammend goud doorbreekt de duisternis. Een late kalong, ver van huis vlucht, voor de zon er is. De tani met
zijn buffels zwoegt reeds tjompend voort. Een witte reiger zeilt omhoog, nu in zijn rust gestoord. De tekoekoer in de
bamboe rolt haar eerste groet. Een kidang aan de woudzoom schrikt en ……
luistert even goed: Een laatste flikkering van ’t Zuiderkruis. Dat was mijn land….,
dat was mijn thuis. De lucht is trillend heet nu, onder het strakke blauw. Elk schaduwplekje lokt, als de glimlach van
een vrouw. Een zware loomheid drukt over het warme land, Van eeuwig groen met hier en daar
felrood een flamboyant. Op de stille witte stranden langs een donkere kust,
waar de rizoforen dromend staan,
verstild in eeuw’ge rust, Een eenzaam atap-dakje, waar een visser huist. Dat was
mijn land…., dat was mijn thuis.
*****
Lief Indie
Beelden uit mijn Indie-jaren
Uit het land van tropenzon
Heel wat schoons mocht ik ervaren
Tot de oorlog wreed begon
Moest mijn Indie dra verlaten
Ging op weg ver over zee
Maar ik hou jou in de gaten
Lief schoon moederland, tabe.
Koffie toebroek, klapa moeda
Lemper, tjendol en sate
Sambel gorengs, spekkoek, mangga
Babi panggang en pete
Al die fijne lekkere dingen
Hebben wij hier ingevoerd
'Terang Boelan' kan 'n ieder zingen
En ik raak dan vaak innerlijk geroerd
Ook de goeling en botol tjebok
Zijn bij ons nog steeds in huis
Op oudjaar: een ajam kodok
Met een Indische bowl incluis
Indische familiefeesten
Ook wel koempoelans genoemd
Met verhalen over geesten
Goena-goena is beroemd
Veel verhalen over geesten
'Stille kracht' door velen vaak vernoemd.
Kan nu ook hier fijn vertoeven
In mijn vaderland, weleer
Over Indie heerlijk snoeven
Ben zo altijd in de weer
Over jou zal 'k steeds verhalen
Zing ik van mijn moederland
Zing de liedjes vele malen
Want met jou heb ik een band
Al dat heerlijks vaak herhalen
Blijf jouw kind, lief Indie, moederland.
*****
Je wilt zo graag nog praten
Je wilt zo graag nog praten Over de goede tijden van
weleer Over dat land, dat je nimmer loslaat Al is het het land van tempo dulu niet meer
Je wilt zo graag nog
praten Over de wijdte en de schoonheid van dat land Over de geliefde bergen, de uitgestrekte sawa's De wilde wouden,
het zonnig palmenstrand
Je wilt zo graag nog praten Over een kalietje, een klaterende waterval Over een bloeiende
flamboyant, de ruisende cemara's Bij het blauwe meer in het stille dal
Je wilt zo graag nog praten Over maanwitte
tropennachten vol mystiek Vervuld met de exotische geuren van bloesemtrossen En de weemoedige klanken van gamelanmuziek
Je
wilt zo graag nog praten Over je ouderhuis, zo gastvrij ogend in het zonnelicht Over de tuin vol kleurige bloemen Die
herschapen leek tot een volmaakt gedicht
Je wilt zo graag nog praten Over de vele dingen van alle dag Die kleur
gaven aan het voorbije leven Waar eens je zorgeloze kindertijd lag
Ja, zo graag zou je nog willen praten Over
jouw tempo dulu met al z'n lief en leed Maar zelden vind je nog een gewillig luisterend oor Omdat niet een ieder van
dat vroeger iets weet En diep in je hart ben je dan zo heel alleen Met al je herinneringen aan die tijd van voorheen.
*****
Mijn land diep in 't hart .......
In de schemer van de korte Westerdagen neemt mijn gedacht' vaak snelle vlucht en
ijlt dan over ijs en koude henen, door grijze winterlucht, naar verre, zondoorglansde oorden, waar,
meer nog dan woorden, de stem van 't windgeruis mij zegt:"Hier ben je thuis."
Ik
zie mij dwalen langs stlle paden, die, slingerend door 't wijde,
open land. Langs bamboestoel en padivelden, blaak'rend in zonnebrand, mij voert
naar koele kalistromen die, kabbelend in mijn dromen, als in een zoet refrein; zingen:"Hier
moet je zijn!"
O Land, waar ik 't levenslicht aanschouwde, waar ik speelde, lachte
en mijn toekomstplannen bouwde, waar ook het leed, diep en donker tot mij kwam, en mij mijn levensdroom ontnam O Land, U heb ik lief, U heb ik lief.
*****
Vertoon mij nog éénmaal je palmen je bamboe en je pisangboom. Dit
alles kon ik niet vergeten mijn Indië, je bent een droom.
Ik heb zo'n heimwee naar je bergen. Toch moest ik gaan en ja, ik leef. Maar nimmer zal ik je vergeten. Het is
mijn hart, dat achterbleef.
Laat me nog éénmaal mogen dwalen langs sawa's, rijpend in de zon. Laat mij nog éénmaal
wederkeren. Daarheen, waar het licht begon.
*****
Verliefde
Indische jongen:
Ik weet niet veel, ik weet niet meer Ik weet alleen mijn hart die gaat tekeer Ik kijk naar jou,
ik vind jou lief Ik durf niet te zeggen, ik schrijf je n`brief Ik weet niet wat, ik weet niet meer Ik slaap niet
goed, mijn kop doet zeer Ik weet niet wat of weet niet hoe Ik weet alleen, van pikir word je moe Ik schrijf dan maar,
berg op, berg af Ik hou van jou tot in mijn graf Ik hoop dat komt uit mijn liefste droom Ik zoen jou onder de tjangkringboom!
*****
IN DE HOF VAN EDEN
Adam
leefde lang geleden Eenzaam in de Hof van Eden Met de
zegen van de Heer Hij liep lekker in zijn blootje. Baadde zon en baadde pootje In het water van de beek. Zeven
dagen van de week. Adam leefde zonder zorgen Totdat hij op zekere morgen Ontdekte dat elk dier een vriendinnetje
had. Hij zei: Lieve Heer, ik wil niet klagen, Maar zou ik U willen vragen, Onderdanig en beleefd, Of U ook voor
mij een vriendinnetje heeft? Goed zei God, ik zal mijn best doen, Ik zal zorgen voor een vrouw,
Die haar hele leven deelt met jou. Adam liep van pret te
zingen En maakte twee verlovingsringen. Hij riep: Prijs de Heer, ik krijg een wijf, Maar het is wel een rib uit mijn
lijf. En toen Adam liep te slapen, Heeft de Heer de vrouw geschapen. 't Was een droom van elke man, met alles
d'r op en d'r an. En zij leefden zeer tevreden, Samen in de Hof van Eden. Totdat op zekere dag, Eva de boom met
de appeltjes zag. Zij dacht: ach wat kan het schaden, Aan
een boom zo vol geladen, Ofschoon de Heer het mij verbiedt, Mist Hij één, twéé appels niet. En zij brandde van verlangen, Toen
zij al dat fruit zag hangen. Zij plukte, nam een hap en zee Een appel mag toch wel? Maar Onze Lieve Heer zei: Nee! Toen
was het uit met het mooie leven, Het PARADIJS werd opgeheven. Door deze ongehoorzaamheid, Raakten wij allen onze
onschuld kwijt. Door één appel, werken wij ons nu te sappel. En 't is daarom dat ik beweer: SNOEP VERSTANDIG, EET
EEN PEER!!!!!
*****
Laat ieder mens in zijn waarde. Aksepteer hem zoals hij is. Laat
ieder mens in zijn waarde. Neem hem zoals hij is, zodat ook hij kan
genieten van wat hem gegeven is. Van al het leven om hem heen. Leg hem geen dingen op. Dat voelt als een strop. Dat
voelt niet fijn. Doet zelfs pijn. Laat ieder mens in zijn waarde, voor deze korte tijd op aarde.
*****
Gastvrijheid
Pinda-pinda poep-Chinees wat kom jij
hier doen ?
verbaasd en verdwaald weet ik geen antwoord
hoe zit 't ook al weer ?
alleen mijn
hart weet en verlangt de omhelzing van mijn gevoelens
de koude, kille kus van dit lage land maakt
mij behoedzaam
dit land moet wel erg laag liggen !
*****
Dankbaar
Ik ben zo blij met duizend kleine dingen Ik tel ze op en het worden er dan
zoveel Ik voel de zorg waarmee ze mij omringen Ik had ze niet verwacht, toch werden ze mijn deel.
Ik voel de
genegenheid van alle dierb're mensen Ik sta versteld, ken ik er werkelijk zoveel? Wel, wat zou ik dan nog meer willen
wensen? Want al die vriendschap valt me al ten deel.
*****
Java
Land, waar de zon met gouden glanzen zich spoedt langs
eindeloze baan, waar op de horizonten staan de waas-omfloerste bergentransen.
Waar bij de zilv'ren schijn der
maan de mensen voor hun goden dansen Waar palmen om de sawahs kransen eentonig traag karbouwen gaan.
Land,
waar de koele winden zingen, langs blauwe meren in een dal, Vervuld van klare spiegelingen waar zich de grootheid
van het al omsluit in stille mijmeringen ....... O Java, eiland van kristal.
*****
Aapje in het bos
Er loopt een aapje in het bos En niet
in een kooi, maar los En het aapje komt naar jou toe, het is heus En het aapje pakt je zo............bij de neus
En
het aapje komt naar jou toe, echt waar hoor En het aapje pakt je zo............bij je oor
En het aapje kruipt
naar jou toe, net een spin En het aapje pakt je zo............bij je kin
En het aapje komt naar jou toe, het is
echt waar En het aapje pakt je zo............bij je haar
En het aapje komt naar jou toe, het heeft trek En
het aapje komt van................... onze plek
En het aapje komt naar jou toe als een echte aap En dan .............valt
het aapje in slaap
gedichtje voor kinderen die niet of moeilijk slapen.
*****
TIEN MENSELIJKE GEBODEN
1. Spreek de mensen aan. Er is niets zo prettig als een
vrolijke groet.
2. Glimlach tegen de mensen. Er zijn 72 spieren nodig om te fronsen
en slechts 14 om te glimlachen.
3. Noem de mensen bij de
naam. De prettigste muziek voor ieder's oren
is de klank van je eigen naam.
4. Wees vriendelijk en behulpzaam. Wie
vrienden wil hebben moet vriendelijk zijn.
5. Wees hoffelijk. Spreek en handel alsof alles wat je doet
een waarachtig genoegen is.
6. Heb werkelijk belangstelling
voor mensen. Als je wilt , kun je bijna van ieder mens houden.
7. Wees royaal met lof - voorzichtig met kritiek.
8.
Spaar de gevoelens van anderen. Er zijn drie kanten aan een meningsverschil:
die van jou, die van een ander en de goede kant.
9. Wees
hulpvaardig. Wat we doen voor anderen, telt het meest in het leven.
10. Voeg bij dit alles een goed gevoel voor
humor. Een grote dosis geduld en een snufje nederigheid. En je zult beloond worden.
*****
tempo doeloe
de vlammen uit de oost zijn nooit gedoofd je
bleef de sarong steeds volhardend dragen je lachte wanneer ik weer op kwam dagen als jij je culinair had uitgesloofd
de
onvolprezen geur van Indisch eten je huis een pasar malam in het klein we dronken kelken toeak na ’t festijn ik
zal je ajam roejak niet vergeten
je hebt je leven hier met trots volbracht nu heeft de koude klei bezit genomen van
heimwee naar de gordel van smaragd
maar uit je kille graf hoor ik nog zacht wat vage klanken van de krontjong komen dan
voel ik ademloos de stille kracht.
*****
Rijstebrij
Gedachten gewikkeld in een sarong
samen
met boemboe van gevoel
draag ik soms op kille dagen
als bliksemschichten vrees aanjagen
met donderen
als doel
Van gedachten en gevoel
mix ik beslag van vergezichten
en bestrijk het doek met oudberichten
in
een compositie vol verlangen
nochtans blijft het koel
Stille Kracht - I
sawa's uitgestrekt tot aan de horizon een
moeder gekromd plukkend de halmen dan wordt het donker
in de verte, zacht trommels van de gamlan wegstervend met
de wind - het is zoals Couperus het zei
een uil, een roep verscheurt de nacht
ik heb ze gezien zij
gooien met stenen waar zij maar willen braken hun sirih over alles uit
maar zij waren er niet
de uil,
zijn roep verscheurt de nacht hier is alleen de Stille Kracht == Stille Kracht - II
het raam piepte
open ik zag hoe je draaide even keek nog eens woelde omdat je wind die zacht binnen waaide op het slanke
lichaam voelde
toen sliep je verder prinses uit mijn dromen ik klom stilletjes naar binnen als een dief in
de nacht en eenmaal bij het bed bij jou aangekomen hield ik, tot het licht werd de wacht.
*****
Mijmering
Mijmerend staar ik in de verte Aan het koude Hollandse strand Ik
denk aan Java, mijn geboorteland De felle zon, de blauwe bergen, de volle maan. Ik hoor de tjitjak en de glatik Ik
zie de klapperbomen staan. Weer hoor ik de tokkèh roepen Die mij geluk voorspelt. Toch zie ik Java niet weer, Want
mijn dagen zijn geteld. Ik woon nu in dit kille Holland, Maar mijn hart is in de Oost, Waar de kembang sepatoes bloeien en
de gamelan mij vertroost. Ik denk aan doerian, djamboe monjèt en karbouwen Ik ruik de geur van de melati in de kondé
van een vrouw ... O, Java, steeds in mijn gedachten laat mij dromen in jouw sfeer Ik zal met weemoed aan jou blijven
denken, Want ... wij zien elkaar nooit weer.
*****
Mijn vierentwintig
bloemen
Lief Indië, nog altijd
een schat Wij voelen je kleuren, je klanken en je geuren Wij hebben een jeugd als geen ander gehad.
Lief Indië, wat heeft God jou prachtig geschapen De Zon is je glimlach, de Regen je traan en duizenden
bloemen, teveel om op te noemen, bood jij ons in zachte genegenheid
aan.
Je gaf orchideeën in velerlei tinten Je richtte ons oog op de Sokka in bloei Je trilde van
leven, nog voel ik je baren Je bent als een boom in tomeloze
groei.
Ik zie de Kembodja, door maanlicht begoten diep geurend, rond graven van heilige kracht Ach, bloem van de tropen, waar kan ik je kopen Je hebt
ons een eeuwigheidsstempel gebracht.
Lief Indië, jouw Marigolds
lijken wel zonnen Melati geeft sterren van 't zuiverste wit
. En duizenden planten, die zullen het weten dat jij, heerlijk land, ons nog altijd bezit.
Ik denk aan de Tjente, met haar prikkelende geuren Heel
vroeger liep ik daar onachtzaam voorbij. Maar hier in de regen,
dan gaat het pas wegen Hier maakt zo iets kleins ieder Indisch
kind blij.
Ik pluk de Katjapiring, ik pluk de Gandasuli Ik kijk vol verrassing naar Schildersverdriet Diens kleuren verglijden als 't menselijk lijden Een
Toverstruik uit een begeesterd gebied.
Ik loop weer in dromen
langs de bloeiende Boengoer en pluk in de tuin de Kemoening,
zo fijn. Er klinken gezangen en toch zijn er wangen, die tranen geleiden, want heimwee doet pijn.
Lief Indië , hier tref je ons diep met je geuren hier
is je Tjempaka de bloem van de dans Je Sepatu zal groeien ,
de Bruidstranen bloeien en heeft de Stephanotus niet een koninklijke
glans?
Nog denk ik met brandend hart aan de Kenanga Nog bid ik om de Tjoelan , zo sierlijk als kant. ik kan je zo roemen, oh Eden der bloemen Ik heb mijn
hart aan jouw grootheid verpand.
Wie geeft er zo'n smaak
als de vriend'lijke Toeri Wie kleurt er zo teder als onze Telang Een droom is vergleden en hard is het heden Ach Indië, ik voel me soms treurig en bang.
Want
als ik zo 's morgens de Tandjoeng ga rapen en roomblanke slingers
rijg, zonder verdriet, dan zal ik niet weten dat ik moet vergeten, dan klingelt de Tonkeng weemoedig haar lied.
Ik zie de Bougainville om me klimmen Ik zie de Flamboyant
als een vurig festijn Door bloemen omgeven wil ik blijven leven Oh, Indië, laat mij in jouw kleurenpracht zijn.
Maar nu ben ik moe en de avond gaat vallen Geef mij
de Sedap-Malam en bewierook m'n huis Dank Heer in de wolken,
Uw bloemen, Uw tolken die brachten
mij wiekend op dromen weer thuis!
*****
In den vreemde ben ik gebleven
Geboren in het mooie Indie,
werd ik oud in Nederland.
terugkeer was niet mogelijk,
want Indie is nu een ander land.
Ondanks een Nederlands paspoort,
blijft je hart verankerd in je geboorteland,
na de vakantie moet je weer vertrekken,
want Indonesie is nu het buitenland.
Als Indo ben je gespleten,
en bekijk je het van elke kant,
je wortels liggen in Indonesie,
maar oud worden doe je in een ander land.
Als ik sterf zal de Waringinboom mij geen
schaduw geven,
dan verdwijn ik in de kille grond,
van een land waar ik mijn leven heb gesleten,
helaas niet mijn geboorteland.
*****
Si gendoet
De wadjan
van mijn moeder
Zwaar, zwart
en gendoet
Elke keer
als ik gebruik
Bodemnja
zwart als roet.
Maar ah,
mijn nasi goreng
Als ik maak,
je weet maar niet
Met trassi
toch en lombok
Pedes tot
je scheel ziet.
Als ik dodol
ga maken
Met santen,
goela djawa en meel
En als mijn
arm semper van het roeren
Krijg ik
plotseling een krop in mijn keel.
Ik denk
dan aan mijn moeder
Zie haar
voor de wadjan staan
Zij dacht
misschien ook aan haar moeder
Die lang
geleden was heengegaan.
Daarom al
is mijn wadjan
Ook nog
zo zwart en zwaar
Toch blijf
ik er in koken
Want dan
denk ik aan haar.
En zeg ik
in gedachten: dank je welja mam,
Voor alles
watje voor mij doet
En ook mijn dank
aan si gendoet:
*****
Begrip is een kostbaar bezit
Ik begrijp dus niet waarom ik die niet bezit
Ben veels te recalcitrant
Loop de hele dag met een sapu in mijn hand
Nu ook met een paar pitjit ballen
Die ik graag naar iemands hoofd wil knallen
Heb ook nog een hond die graag wil bijten
En op die plekken waar het niet kan wil schijten
Nelly is mijn naam, owee
Ik ben de gene die hier waakt op OP.
Hoedt dus maar voor jouw gedrag
En ondermijn niet mijn gezag.
*****
Indo zijn
Jaren heb ik geleden, gestreden
gezocht en gescharreld ...
waar was je?
zo lang reeds heb je als een herfstblad
gedreven door de wind
in het niets gedwarreld ...
nergens voel je je thuis,
niet hier, niet daar
je was onrustig, angstig, soms ondankbaar!
als een gedrevene heb je geworsteld
en alle waarden afgewogen ...
de lange reis heeft je blik verruimd ...
nu kan
je dankbaar zijn en opgetogen!
hoewel ik met gemengde gevoelens
mijn 'brokje achtergrond' bekijk en bekeek,
en door de verschillende culturen
mezelf dikwijls met een mens
zonder gezicht vergeleek,
ben ik nu blij,
dat ik in het verre oosten ben geboren!
'k wil door niets of niemand
de vreugde van mijn vondst laten verstoren!
*****
Klonnang-klonneng
klonnang-klieng-klonneng
Met hun stap in samenspel
Zwaait hun kop en klinkt hun bel,
Klonnang-Klonneng
Klonnang-Klieng-Klonneng.
't Is echt waar wat het oog nu ziet,
Toekang slaapt - zijn dieren niet.
Klonnang-Klonneng
Klonnand-Klieng-Klonneng.
Ik zie hem gaan - maar gandol, moh,
Niet meer katjong - kenniet toh!
Klonnang-Klonneng
Klonnang-Klieng-Klonneng.
Sedih mijn hart - ta durf vertel
Jammerlo tijdnja so snel.
Klonnang-Klonneng
Klonnang-Klieng-Klonneng
Trekken koeien - traag - toch star
Naar hun huis - hun grobakkar.
Sinjo.
*****
KIND VAN TWEE CULTUREN
Zo blij, zo vrolijk, zonder zorgen. Zo was mijn prille levensmorgen. De
toekomst leek een mooi gedicht. Schitterend in helder zonlicht. Maar ik besefte toen nog niet,
dat dit niet eeuwig zo zou duren. Ik besefte toen
nog niet:
ik ben een kind van twee culturen.
De oorlog-de
bezetting-het leken wrede, boze dromen. Zo onverwacht in mijn
zorgeloos bestaan gekomen. Maar ondanks de verschrikkingen en
grote zorgen. Bleef ik hopen op de nieuwe dag van morgen. Op de terugkeer van het leven van voorheen,
zonder deze enge muren. Ik besefte toen nog altijd niet:
ik ben een kind van twee culturen.
Toen kwam de vrede en
daarna Indonesias
vrijheidsstrijd. Dit laatste kwam voor mij totaal onvoorbereid. Ik begreep het niet: ik bleef steeds hopen
op het leven van voorheen. Maar er sloop twijfel in mijn hart en
ik voelde mij angstig en alleen. En ondanks de verbitterde gevechten,
wankelend tussen ongedadigd vuren. Besefte ik nog altijd niet:
ik ben een kind van twee culturen.
Toen was alles plotseling voorbij en wij moesten gaan. Verstrooid als snippers in de wind, naar landen,
heel ver hier vandaan. En toen in Holland - die eerste winter - die bittere kou. Toen begon ik te beseffen, hoeveel ik van mijn Indië hou. Ik voelde mij beklemd, verward,
nooit eerder kende ik zoveel donkere uren. En heel langzaam drong het tot mij door:
ik ben een kind van twee culturen.
Maar ik ging moedig verder en ik paste mij tenslotte
aan. Ik kreeg vrede met dit nieuwe land en
met dit nieuwe bestaan. Ik heb mijn bestemming nu gevonden,
maar waarom voel ik steeds dat onbestemd verlangen. Dat onvervulde
heimwee,
dat in mijn hart is blijven hangen............ Nu, in de winter van mijn leven,
in veel intens doorleefde uren Besef ik goed: ik ben een kind van twee culturen.
*****
Keceplah keceploh,wat hoor ik daar? Ister Sint op zijn witte paar' Mana
Piet waar is jij dan? wah..helemaal dr achteran.
Sèrèt sijn sak over de gron' en sijn tong hang uit sijn mon' Kasian
die fen al moe wil weer naar 't Spanje toe.
Maar ken niet die sak noh fol. Sint krab op zijn kale bol. Dan
opeeens hij weet al hoe. Hij pak mobiel uit zijn bajoe.
"Hallo Santa" seh hij dan. "Finish my job als je het kan".
*****
De
laatste restjes van een indisch verleden dwarrelen rond,ongrijpbaar 1 generatie verder en ook die restjes zijn verdwenen
Haastig worden alle brokstukken bij elkaar gebracht indische fragmenten als uit een film die zijn premiere
al heeft gehad
Nog 1 generatie verder en het boek kan dicht het indische boek en wat over blijft is slechts
een indisch gedicht.
*****
Hierbij voeg ik een bedankje in gedichtvorm
bij
helemaal uit " BRISBANE van Jerry ".
En nu komt je wens uit je staat in mijn
gedichtenblad.
Heel lief om dat te schrijven, was toch weer
een mooi gedicht en doet mij goed dat zelfs aan de andere kant dichtbij ons geboorteland de GEDICHTEN
VAN INDO'S worden gelezen
BEDANKT JERRY
Heb genoten van de mooie gedichten....
zo gevoelig en uit het leven gegrepen,
Ik wou dat ik zo'n insperatie had....
dan was ik ook bij jullie in het gedichten
blad.
Ik heet Jerry Vogelsang en ben opgegeroeit
in Nieuw Guinea...
Geboren in het vroegere mooie Ned. Indie
en wel in Soerabaja
Nu wonende heel dicht bij de Gordel of Smaragd...
zo dicht dat ik zo makkelijk even overwip
en wat dagen toen daar doorbracht
De sfeer, de gevoelens, warmte weer
kan ervaren van de mensen ...
Wat kan ik nog meer in mijn lange leven
wensen.
Dank U voor de mooie gedichten en Uw website....
Dank alle lieve mensen voor de prachtige
woorden
die geschreven staat.
Jerry Vogelsang
Brisbane
=====
Het kost niet zoveel, iemand een glimlach te schenken,
Of je hand op te steken voor een vriendelijke groet.
Zoiets kan opeens de zon laten schijnen, in het hart van
de mens, die je zomaar ontmoet.
Het kost niet zoveel een hand uit te steken,
Om een ander een beetje behulpzaam te zijn.
Een dankbare blik is vaak de beloning,
Al was de moeite, voor u slechts klein.
Het kost niet zoveel om je hart wat te openen,
Voor de mens om je heen in zijn vreugd en verdriet.
Wees blij, dat je zo wat kan doen voor die ander
Of is die ander je medemens niet?
Het kost maar weinig, je arm om een schouder.
Of alleen maar een zachte druk van een hand.
`t Is vaak voor de ander of hij heel even in een
klein paradijs is beland.
Het kost zo weinig om een ander te geven,
Iets wat je zelf ook zo heel graag ontvangt.
Liefde, alleen door dat weg te schenken,
Geef je iets waar ieder mens naar verlangt.
=====
Mijn oom Loek Middel heeft deze
"
kleine bundel gedichten",
een verzameling van de moeder van
mijn tante An Middel
die
hieronder staan,genoemd :
"Gedichten met een tikkeltje heimwee "
Indisch Cultureel
Parels
van een late verwachting
liggen huiverend op het strand
van
mijn Indische geheugen.
De tijd
heeft de laatste trein
uit mijn tropische oog weggerukt,
Verdwenen
is de geur van de machtige katjapiring.
Die
van mijn handen vleugels maakt
Om nog eenmaal te kunnen vliegen.
Nu rust mijn
hoofd voorgoed
in de schelp
van het verleden
De Indische moederschoot
Bedankt en tot
ziens.
*****
Java
Java, mijn land,
Wat ben je toch mooi
Met je paars-blauwe vulkanen
En je vorst’lijke
tooi
Van immer goud-golvende velden
Hoe weids is je einder,
Hoe ver je verschiet
Java, mijn land,
Hoevelen kennen je niet?
Zij kennen alleen maar je steden
Java, mijn land,
Hoe schoon is je taal,
Die welluidende
klanken
Langs wegen en dâal
Doen steeds weer mijn harte bekeren,
Hoe blauw zijn
je luchten
Hoe straalt
er de zon
Java mijn
land
Jij blijft de eeuwige bron
Van mijn steeds hunkerend verlangen
Java, mijn land
Hoe geurt er de grond
Hoe vaak reeds dankte ik
De onvergetelijke stond
Waarop ik je bodem mocht betreden
Je bloemen, je vruchten
Je paradijs’lijke pracht
Java, mijn
land,
ik heb het
steeds weer getracht,
maar ik
kan jou, mijn land, niet vergeten.
Java, mijn
land,
met je hoofse
cultuur;
je Serimpi's
dansen
in het nacht'lijke
uur
onder sterren
bezaaide luchten.
Je gamelans
klinken van heinde en ver,
Java, mijn
land,
je rijst
als een flonkerende ster
hoog boven
het
geest'lijk
verarmde Westen .....
Java, mijn
land,
Jij schonk
mij een schat;
het dierbaarst
van gans mijn leven .....
Ik vraag
je mijn land, mijn land:
"Waar is
nu mijn Liefste gebleven?"
De dagen
zijn eenzaam,
de nachten
zo kil .....
Ik vraag
je mijn land,
Is dit nu Gods wil?
Na alles, ook dit nog
te moeten doorleven?
*****
Gedicht
Diep in mijn hart gegrift
Met weemoed overladen
Zie ik in het prille morgenlicht
De buffels door de sawa’s
waden
En in het ritmisch ruizen
van de regen
Op het eeuwig groene palmendak
Klinkt een krontjonglied mij tegen
Uit het schone Insulinde,
dat ik zo intens aanbad.
*****
Thuis
Een prachtig land, een
tropische zon
Daar is het waar het allemaal
begon
Een terugblik in het verleden
Met de blijde kracht van het heden
De
zang de dans, het volk
De geur, de vorm van een wolk
Alles krijgt weer kleur,
van een verblindende schoonheid
En je ondergaat het
met een volwassen rijpheid
De pijn en weemoed is gestild
En de herinnering, die je hart had verkild
Verdwijnt achter een scherm van liefde
Geen sentiment, maar een blij gevoel
Dat is,
wat ik bedoel
Slechts de vreugde geeft je kracht.
Of had je soms wat anders gedacht
Zing
mee, ondergaat de sfeer
En voordat je het weet, ben je er weer
In dat prachtige land, in de tropische zon
Daar, waar voor jou het leven begon.
*****
Stem van mijn hart
Oprecht heb ik getracht
Die stem te overwinnen
Door doof te zijn, gaf niet tot welke
prijs
Oprecht heb ik gewacht
Op sabar-heid van binnen
Maar ’t is mislukt,
ik ben nog steeds op reis
Oprecht heb ik gewild
Met allen mee te galmen
Door stom te zijn,
ten koste van mijn wijs
Oprecht heb ik verstild
De zang van padihalmen
Maar’t is mislukt,
dus ga ik weer op reis.
Oprecht heb ik beoogd
Nieuw leven op te bouwen
Door blind te zijn voor het kille grijs
Oprecht heb ik gepoogd
Dat ”vroeger” weg te douwen
Maar ’t is mislukt, daarom ben
ik op reis.
Verstild ga ik het pad
Dat niemand kan verleggen
Opnieuw terug, terug naar eigen huis
Verstild vertel ik dat
Een ieder ééns mag zeggen
“Het is gelukt! Ik ben weer veilig
thuis!”
*****
Indo
Hij is mijn vriend
En hoe vaak vang ik niet op straat
Een groet of vriendelijke lach,
Voor hij gruisloos verder gaat
Het is mijn bangsa
Deel van mij, de mensen hier begrijpen
niet
Het stukje verleden, dat ons bindt
Van paradijstijd en verdriet
Hoe vaak niet even bij een busstop
Knikt zij mij enthousiast toe,
Zoveel begrip in één zo’n blik
Een uitgesproken “Adoe “
Dan voel ik zo sterk de
verschillen met Holland
Die nuance, het innerlijk fijn
Het elkaar respecteren als medemens
De kunst van het ‘Aloes” zijn
*****
Terugblik
Natuurlijk hebben we gelachen toen
Je kan toch immers niet aanhoudend klagen
Het werd een soort van ongepast fatsoen
Te lachen bij de zwaarste tegenslagen
Je lachte als een boer die kiespijn had
Maar toch, wat heb je niet geschaterd
Bij veel wat dagelijks tegenzat
Al was die lach door tranen soms verwaterd
Je had geen geld en eten moest je toch
Ook buiten ’t kamp was honger moeilijk stillen
Je zei tegen de kinderen “Wat dan nog
We eten zalig kankoeng “ Om te gillen
Een laken bleek ineens een kostbaar iets
Wie had dat vroeger nou toch kunnen dromen
Wat had je om een zilveren lepel – niets
Maar ’t hielp om aan een kilo rijst te komen
Wat voor de meeste wel het zwaarste woog
De ongewisheid steeds, waar we in leven moesten
De tranen zaten vaak verstikkend hoog
Tot plots je om iets mals weer zat te proesten
*****
Als ik luister naar een Pan’s
fluit
Hifi, wonder van techniek
Hoor ik door die zuivere tonen
Toch ook andere muziek
’t ijl vibreren van een soeling
Een ongrijpbare, pure toon
Die mij vaak weemoedig stemde
Zonder “wonder” net zo
schoon
Zo bij alles wat ik meemaak,
Wat ik zie, of hoor, moet doen
Dringt zich altijd wel een beetje op
’n flard van vroeger, vleug van
toen
En dan prijs ‘k me zo gelukkig,
Dat ik dat alles heb gekend
Slechts herin ‘ring, vage echo’s
Waardoor ik toch bevoorrecht ben
*****
Maannacht
Het maanlicht glanst op ’t blad,
dat even beeft
De krekels sjirpen, alles om mij leeft
En toch is ’t stil, geen drijven,
geen gezwoeg
Het is natuur, ’t heeft aan zichzelf
genoeg.
Hebt Gij mij wat te zeggen, Heer in
deze stille nacht
Mijn hart is moe, het heeft zoveel
gedacht
Het heeft zo sterk verlangd, het heeft
zo lang gewacht
En ’t felle is door ’t
maanlicht niet verzacht.
Natuur heeft aan zichzelf genoeg, ’t
heeft geen gevoel
Slechts schoonheid, zonder richting,
zonder doel
Dat ik, als mens - niet ben alleen
natuur
Is dat het, Heer wat ik moet weten,
in dit uur
Gij gaat een weg met mij – geen
cirkelgang
Het doel is ver – donker de weg
en lang
Maar het doorstreden leven, ook van
mij
Is niet vergeefs Het doel zijt Gij
*****
Herinnering
Herinnering is als een kleed
Dat langzaam wordt geweven
Uit draden van Verleden tijd
En op het kleed komen de
Beelden, ontrukt aan de vergetelheid
Beelden, die in kleuren zich bewegen
Van licht naar donker en
Van donker terug naar licht
Een sawah in de zon
Een donker oerwoud in de regen
Een geurende Melatiebloem
Een dierbaar lief gezicht
Het kleed is lang en warm en zacht
En ‘k weet, wanneer voor mij de nacht is nabij
Dan dekt Zij mij toe, want dat
kleed is van mij
*****
Dromen, mijmeren, weemoed
Mijmerend staar ik in de verte
In dat koude, donkere Nederland
Dan denk ik aan dat warme
Java
Lief Java, tweede Vaderland
Ik zie weer sawah’s,
blauwe bergen
Felle zon en volle maan
ik hoor de tjitjak en de glatik
Ik zie de klapperbomen staan
Weer hoor ik de tokkék roepen
Die mij veel geluk voorspeld
Toch zie ik dat schone Java
nooit weer
Want mijn jaren zijn geteld
Ik woon nu in het sombere
Holland
Maar mijn hart is in de Oost
Waar de kembang sepatoe bloeien
En de krontjong mij vertroost
Ik denk aan doekoe, doerian
en kopi
Monjét, njamoek, sapi en karbouw
Ik ruik de geur van melati
En de kondéh van een vrouw
Zonnig Java, steeds in mijn gedachten
Laat mij heerlijk dromen van
je sfeer
Ik blijf met weemoed aan je
denken
Want wij zien elkaar, helaas nooit
weer
*****
Zoete weemoed
Ik drink graag mijn kopje
koffie
’s morgens buiten op
’t terras
met een restje ochtendnevels
zilver parels in ’t
gras
in ’t vroege ochtendgloren,
wordt ’t koele grijze
waas
een tapijt van edelstenen,
emerald, robijn, topaas
Langs ’t slootje in
’t weiland
Wuift ’t riet zacht
op de wind
En plots….. zie ‘k
andere beelden
Gladah…..waterhyacint
Die precies als hier kon pralen
Onder net zo’n vleugel
dauw
Maar hier zijn ’t dotterbloemen
En de koe was een karbouw
*****
Het leven toen
wat als een gordiaanse knoop
Van doffe ellende,
door geen mens te ontbinden
Hoe heb je, zonder
uitzicht, zonder hoop
Nog uren van vermaak
en lachen kunnen vinden
De lange jaren,
och ze zijn voorbij gegaan
Je bent nu oud,
je leven is geleden
Je hebt een beetje
vrede met dat dwaas bestaan
Als je nu lacht
is ’t echt in vrolijkheid gedaan
Niet
opgeschroefd meer, zoals toen in het verleden
*****
NOG
ÉÉN KEER
Lieve Heer, ‘k zou U willen vragen
-tenminste, als het van U mag -
om
tal van jaren te verjagen
en
weer een kind te zijn voor één dag
ik
vraag één dagje slechts, lieve Heer
om
weer te zien ons Indisch huis,
Te
zwemmen in het ijskoud meertje.
Te
gast te zijn in een kampong-huis
Aan
bloesem van kemoening ruiken
Of
sporen zoeken in het bos
Of
kadals horen in de struiken
En
doekoes eten, een grote tros.
De
oude kokkie weer te plagen,
Te
baden in een tropenbui
Mijn
vader zien op tjéléng jagen.
Te
snoepen met de oude lui.
Een
waterval te horen ruisen
Melati
plukken, clandestien
En
kapok uit de vrucht te pluizen.
Een
tani op zijn sawah zien
Een
vuurvlieg in een flesje vangen
En
djangkriek horen in de nacht.
Een
kalong aan de boom zien hangen.
De
ronda roept en houdt de wacht.
Één
dagje jeugd weer te beleven
Hoe
kort en vluchtig ’t ook mag zijn
Maar
zoiets is ons niet gegeven,
Want
heimwee doet soms zoveel pijn.
Dat
is Uw wijsheid, lieve Heer
U
laat geen dagje stille staan
Niets
komt terug, geen enkel keertje
Ons
rest alleen een “voorwaarts “ gaan,
*****
Afscheid van Indonesië
Nog eenmaal mag ik Uw wateren
bevaren
Alles wat ik doe is voor de
laatste keer
Land van mijn jeugd, mijn
eerste jaren
Na deze reis zie ik U nimmer
meer
Nooit meer zal ik Sabang boven
de kim zien komen
Tussen de regensluiers van
de westmoesson
Nooit meer de vruchten eten
van de manggabomen
Of de kelapa moeda, vers van
de kebon
Uw namen lezen als mijn oude
schepen
Bali, Manoeran, Tarakan en
Poelau Bras
Dat niet meer mocht toen –
door velen onbegrepen
’t Is mij te moede alsof
het gist’ren was
Breed stromen Uw rivieren
door de wilde wouden
De zilv ‘ren glinster
van een waterval
Al deze beelden wil ik graag
behouden
Het geometrisch spel van sawahs in het
dal
*****
Kruisende
wegen
Hoe
grillig kruisen onze wegen
Waarlangs
wij door het leven gaan
Wij
komen er elkander tegen
En
blijven soms een wijle staan
En
pozen aan de wegkant even
Dan
volgt weer elk de eigen baan
Maar
aan de laatste halt gekomen
Wanneer
de reize is volbracht
Gaan
wij nog vaak in onze dromen
De
weg terug en onverwacht
Gaan
wij nog eens de oude baan
Waar
wij in een geliefd verleden
Een
eindweegs mochten samengaan
Zo
maar wat beelden en herinneringen
Wat
bont doorheen als prenten aan de wand
Straks
weer vervluchtig, maar wij gingen
Even
terug naar Zonneland
Zo
wordt Herinneringen tot Herbeleven
Van
wat ons eenmaal heeft bekoord
Van
wat ons vreugde heeft gegeven
Gelijk
een sproke, als kind gehoord.
*****
De vreemde snit van Levantijnse zeilen
Van Uw ontelbare vissersvloot
In de kim gehakt als witte bijlen
Gelijk een parelsnoer in het morgenrood
Blanke
stranden, waar wij het schip ook sturen
Kokospalmen, fluisterend in de wind
De ijle rook van vroege morgenvuren
Het held’re lachen van een klein
bruin kind
Uw geur van coprah en van scherpe kruiden
Zweeft altijd op de schepen rond
Omong-omong met Uw kleine luiden
Bij het passagieren in de avondstond
De ogenstreling van Uw ranke vrouwen,
Zeilenpracht van Makassaarse prauwen,
De witte ibis op de rug van Uw karbouwen
Hierna zie ik U nimmermeer
Uw schoonheid zal ik in dankbaarheid
gedenken
Een eeuwig afscheid is een te zware
prijs
Voor alle vreugde, die ge mij kon schenken
Daarom “tot weerziens “barangkali,
op mij laatste GroteReis
*****
Ballade
van een Sufferd
Ik ben maar een sufferd
En leef tevree
Graag dronk ik een borrel
Maar liefs nog twee
Toen kwam de mobilisatie
En ik werd militair
Ben landstormer sadja
Heel gewoon, zonder ster
De Jappen vielen binnen
Op onze olie belust
Zij waren te talrijk
Te lang onze kust
Er werd nog gevochten
Heel dapper en fel
De capitulatie maakte
Een eind aan het spel
Ik kwam achter kawat
Met een Jap aan de poort
Hij schreeuwde “Bagero “
En joeg ons steeds voort
Na drie lange jaren
Wat waren wij blij
Geallieerden, die kwamen
En maakten ons vrij
Wij hebben in die jaren
Geen soldij meer gehad
Wij vroegen aan Mook
Hoe het daarmee zat
Hij zei “Beste mensen “
(W.Doeve)
*****
De centen zijn op!
Nu fluks aan de opbouw
Geen gezeur aan mijn kop “
Wij raakten met Indië
Opnieuw alles kwijt
Men had hier in Holland
Ons bedje gespreid
Maar drie jaar ellende
Werd nimmer vergoed
Men zei “Da’s voorbij
Heb je het nu dan niet goed
Men zei voor de centen
Naar Sukarno te gaan
Die gaf ons direct
Een enkeltje, “maar
Die oorlog, “zo zei hij
“Die was niet van mij,
in Den Haag moet je wezen
en niet hier bij mij “
Ik ben maar een sufferd
Dat zei ik toch al
Ik stopte met vragen
Het hielp toch geen bal
Nog eventjes wachten
Dan hoeft ’t niet meer
Wij zijn dan verdwenen
Gered is Neerlands eer
*****
Senang
Denkend aan Indië
zweef ik over beelden
van groen satijn
wuif ik naar sawah's
in gele wolken
wandel ik over bergen
vol mystieke eenzaamheid
draag ik mijn offer
langs stoffige paden
groet ik eeuwige desa's
met eerbiedige adat
slenter ik
over de pasar
en aloon-aloon
wachtend op
wat komen gaat
slurp ik mijn tjendol
suf en loom
onder waringins kroon
daag ik boomgeesten uit
tot 'n vervaarlijk dialoog
lach
ik met dwaze vogels
hun speels geschetter
duelleer ik
met tjitjak en heldere maan
om hun geheim
en slaap ik
onder zwijgende klamboe
mijn gebroken droom
*****
Heimwee
Heimwee is een oud verhaal
men hoort ervan in iedere taal
Ook wij, die uit Indië komen
blijven van 't geboorteland dromen .....
Van sawahs, bergen, wouden, zon
In 't land waar 't allemaal begon
warmte, gastvrijheid van mensen
al hebben ze niet alles wat ze wensen
Vertederd zijn we door dingen, simpel
en klein
Als ze afkomstig uit Indië zijn
Hoe goed wij hier ook kunnen leven,
ons hart is in Indië gebleven
Helemaal kunnen we hier niet aarden
door 't verlangen naar andere waarden
Wij doen ons best, passen ons aan,
maar ach .... warmte is hier ver vandaan
Een vreemde in Indië wordt kind van het land
maar wij voelen ons hier nog overgeplant
Och, 't leven was daar niet steeds vlekkeloos
Al te vaak maakten we ons daar ook boos
Maar 't zijn altijd de lieve dingen,
die worden tot herinneringen
Nu is wat ons overblijft
dat je erover praat of schrijft
*****
Als
ik naast jou sta en luister
Als je op het land bevloeide akkers ziet
En bergen op de achtergrond
Als je hooggestengeld groen ziet
En kabbelende beekjes daaromme
Als je bontgeschilderde karren ziet
En witte seboe's daarvoor
Als je bruine stromen vlietend ziet
En daarin knaapjes op buffels
tronend
Als je bruine, lachende mensen ziet
En een plek met dungemuurd
hut en huis
Dan sta ik naast je en fluister:
"Die akkers
zijn sawahs
Die bergen goenoengs
Het hooggestengeld riet,
teboe
De beekjes zijn
hun slokans
De bontgeschilderde karren,
natuurlijk grobaks
En de zeboes,
sapi's
De knaapjes soms brandals
En de buffels
kerbo's
De bruine mensen zijn bapaks
en iboe's
De plek met dungemuurd hut
en huis, hun desa"
En dan fluister ik op 't end:
"'t Is schoon Insuline
waar je nu bent!"
*****
In duizend beelden heeft ze Java's schoonheid vastgelegd,
Vlakten en bergen, stille kratermeren,
Het rijk van Ratoe Kidoel, duizend keren
Wat onverganklijk
schoon is uitgezegd.
Hoe vaak heeft
zij, moeizaam omhoog gegaan
Naar hoge top, in roze en gouden gloed,
In glans en schittering diep aan haar voet
Het schone dagbegin stil mogen gadeslaan
Hoe dikwijls heeft zij aan het Zuiderstrand
De zee zien glanzen in de laatste stralen,
Tot Matahari, bloedrood, weer ging dalen
En Nacht zich lei over het heuvelland.
Wij willen haar in dankbaarheid gedenken
Om wat in beelden zij heeft vastgelegd,
Om zoveel schoonheid die zij ons kwam schenken,
Schoner en gaver dan in woorden kan gezegd
*****
Lembang
Een wolkenkroon op 't hoofd
Een groene mantel aan
Rijst machtig uit de vlakte
De Indische Vulkaan
Lembang, o jonkvrouw
(Waardig, zulk een vorst)
Gij, die in groene sluiers
Stil sluimert aan zijn borst.
De luchten lichten
Om Uw eeuwig schoon
De bloemen zijn juwelen
in Uw vorstinnekroon.
De bergstroom doorkruist
't Ravijn als het lint
Dat Uw geliefde teder
Om Uwe lokken windt.
Lembang, Preangerparadijs,
Waar 't immer zoet is rond te dwalen
Waar 't oerwoud U zijn sprookjes zegt.
De kraters hunne spookverhalen;
En waar de zonne purp'ren tranen schreit
Als zij van gindsche blauwe bergen scheidt.
*****
Omkijken naar Java
Ik zie mezelf
djongkokken en heerlijk slurpen van mijn kopi toebroek
Ik zie mezelf
kauwend op een stukje teboe
Ik zie mezelf
zitten onder onze waringin,
zalig likkend
van mijn es lilin
Ik zie de
zon dansen in de druppels van die prachtige watervallen;
Baong bij Nongkodjadjar en de Tjoban
Rondo boven Poedjon
Ik zie me
zitten op een bergpaardje
op weg naar
de pasanggrahan van Laliedjiwo
en de volgende
ochtend voor dag en dauw naar de zonsopgang
op de top van de Ardjoeno
Ik zie mezelf
op weg naar de Bromo en de Zandzee
in de nabijheid
van de majestueuze Smeroe
Ik zie mezelf
in Wonosobo, de stad van de manggistan,
terecht
de koningin van de vruchten,
ik proef
de madoe, de aroemanis, mijn favoriet de pisang wangi,
ik proef
de goudgele doekoe, de frisse djamboe bidji
Ik zie mezelf
klas kambing zitten,
naar Rudolf
Valentino in de Zoon van de Sheik
Ik zie me
zwemmen in Banjoe Biroe, in Brantas,
in Tjihampelas
en Tjikini
Ik zie mijn
jeugd in een land van melk en honing
*****
HANDEN
Gelukkig is de mens die tot het
einde
handen mag voelen die goed doen.
De hand die met aandacht wast.
De hand die met zorg aan aankleedt.
De hand die met liefde haren
kamt.
De hand die met tact aanraakt.
De hand die met het hart troost.
Geen mens kan leven,
zonder die hand die teder is,
die behoedt die beschermt,
en bemoediging uitstraalt.
Tot het einde toe,
verlangt de mens naar die hand.
Totdat er die andere Hand is,
die alle wonden geneest,
die alle pijn heelt,
die alle tranen wist.
Tot die tijd kunnen onze handen,
een voorproef zijn van die ene
Hand.
En handen en voeten geven,
aan de liefde die onmisbaar is.
*****
Ontstaan uit een mixed van twee bevolkingsgroepen,
Ingebed levend voor honderden jaren
tussen twee bevolkingslagen
Een brug slaand tussen Oost en West,
zo ongekend.
Geperst in een harnas, opgevoed om te dienen,
anderen zeer wel gezind.
Ontwetend, kijkend in de toekomst niet weten
dat zij werden beschimpt.
Donkere wolken pakten zich samen
boven dit ontwetend volk.
Niet wetend dat, het uitgekotst,
verstoten zal worden van moedersgrond.
Zal zwalken over aarde,
weer vinden vruchtbare grond.
Het volk zal ontplooien, tot bloei komen,
langzaam vervagend in die onbekende grond.
De onbekende storm kwam tot ontlading,
geel was het gevaar.
Niet wetend wat te doen,
was het nu Oost was het nu West.
Uiterlijk Oost, innerlijk West,
nu kiezen ingaand tegen een gevoel.
Kreunend en steunden,
zoekend naar een schuil plaats voor deze storm.
Wachten op betere tijden,
niet wetend wat er komt.
De victorie bracht geen glorie,
anderen kregen de prijs.
De verpanding van het moederland was begonnen,
zij kregen kou en ijs.
Door zeer sluwe trucjes, letterlijk gesteld,
niemand aansprakelijk vermeld.
Berooid, vertrokken,
sommige nog kinderen aan moedersrokken.
Het ijs was niet te eten,
de kou benauwd
Dit wordt weer overleven maar,
adoeh die kou
Het ijs werd een gemixte, aanpakken die kou,
Pinda, werd geroepen,
door vaders in het nauw.
Maar pindas niet te versmaden,
ontdekt door dames, gek van blauw.
Opverend tegen vooroordelen,
trots op het bestaan, cultuur in ere.
Dit volk leeft als nooit te voren, stil vereerd door velen.
Hun steen bijgedragen aan het kou en ijs.
Hun cultuur, eten, niet te versmaden geliefd en bekend,
Hun assimilatie als voorbeeld gesteld.
Nu na vele jaren zeggen nog velen
trots,
ik ben Indisch.
Nah, eindelijk niet meer de klos.
*****
Papa... of apa?
Wat is het toch heel fijn,
Om een stoere vent te zijn!
We hebben zeker niets te klagen,
En hoeven ook geen "buik-vracht"
te dragen.
Zie me al lopen met zo`n dikke broek,
Wah, je strompelt niet verder dan
de hoek.
Maar toch wel fijn om te bedenken,
Hoe vrouwen ons nieuw leven schenken.
Luiers verschonen en flesje geven
is wel hun lot,
En wij alleen ons kindje knuffelen,..
wat een genot.
Maar gaat er dan ongewenst iets lopen
of stromen,
Dan hebben wij meteen gauw de benen
genomen!
Want, ambung pesieng en bau,
Is iets wat wij tidak mau!
Maar soms, je komt er niet onderuit,
jammer,...heus.
Dan doen we wel een knijper op de neus!!
Ach.. sudah, voor een keertje gef neks hoor,..
Tenslotte zijn we daar toch ook "papa" voor !!
(zuchtttt)
*****
Pukul Terus.....
Ons leven
heeft hier zijn bestaan om te leren de zin en de waan
De vreugde en het verdriet 2 uitersten die laten horen
ons levenslied
Al zijn de verschillen onderling nog zo groot wij zitten allemaal op diezelfde levensboot
Wij
moeten leren allemaal 1 ding in ons bestaan leren om de volgende stap te maken om verder te gaan......
Ook voor
Sip met zijn harde poet met vleugel zo geweldig zoet....
*****
DE PERLIEPDE SINJOO
Ik perlang so, jij kom weer langs in betjak..
Mijn hati, hij begin alvast nu al te tandak..
Als jij kom langs ik wort haast gek..
Ik zou so graag, jou peluk om je nek..
Mijn wens is jammer maar een droom..
Dat jij zoen mij onder de tjerrie boom..
Ik heb jou lief en blijf aan jou denken..
Jij is zo warm,wil jij jou hati aan mij schenken..
Daarom ga ik door berg op, berg af..
Want ik hou van jou tot in mijn graf!
*****
Dan is daar ook nog een gedicht over een
" Marine - Leven"
RUSTVERSTORING
Het was op een dag , heel lang geleden..
Ik herrinner me het tot de dag van heden..
Heerlijk sluimerend in mijn kooi..
Wat is het Marineleven toch zo mooi..
In de havens heerlijk stappen en shoppen..
Je ook met het vele lekkers volproppen..
Dan klinkt plots herrie naast mijn kooi..
Het zijn twee machinisten, die maken toch een zooi..
Vervelend seg, het is olieladen op zee..
En dat nu tijdens middagrust, oh nee!..
Weg mijmering, weg mijn rust, mijn dromen..
Maar ik vermoedde niet wat er nog zou komen..
Plotseling begonnen ze te schreeuwen..
Gelijk het brullen van twee leeuwen..
Stop,Stop met pompen, brandstofoverstroming daar..
Nog even, en dan ister explosiegevaar!!
Rap uit bed door angst en schrik..
Melontjat kajak een djangkrik..
Greep wat kleding, stoof halfnaakt uit de hut.
Strompelend aankledend, gut o gut...!!.......
Later bleek dit slechts een geintje van die stoker..
Mazzel die lui, ister nergens een mep-moker..
Mijn middagrust helemaal naar de knoppen,
En die binatangs daarom gein schoppen..
Hun truc was wel heel goed gelukt..
Maar mijn wraak op ze, steeds weer mislukt..
Nu,. toch wel leuk daaraan weer te denken..
En zal ze daarvoor maar vergeving schenken!!
Dan ik geef ze voor dat geslaagde pleziertje..
Bij de eerste meeting, een dubbel ijskoud biertje!!!
*****
Het verloren paradijs
Ik ken een land heel ver hier vandaan Een land omspoeld door een warme
oceaan Een land besproeid door het licht van een zon Die nimmer verzaakt vanaf toen het begon.
Wat heeft Tuhan Allah dat land rijk bedacht Toen Hij met Zijn handen de vorm erin bracht En Hij,
met Zijn goddelijk kleurenpalet De eerste penseelstreek voor dat land heeft gezet.
Met gulle hand heeft Hij met
eilanden gestrooid Als met glanzende parels werden de zeeën getooid Met duizenden diamanten, robijnen en saffieren De
helderste spaarde Hij voor de rivieren.
Toen schiep Hij de bergen en heldere meren De vlaktes om sawahs te kunnen
boetseren Met hier en daar een klaterende waterval Want het water was er helder en overal.
En langs de vele witte
warme stranden Schiep Hij gekroonde palmen aan de randen En in het eeuwig zachte ruisen van de branding Kon men zich
wanen in 't paradijs der verzanding.
En voor deze wonderschone palmenstranden In 't schilderij omlijst met zilveren
randen Schiep Hij zacht maanlicht voor de nacht Waarachter 't zonlicht reeds ongeduldig wacht.
Dan verschijnt
die nieuwe zon uit de duistere nacht Als vrouwenvingers, lang, lenig en heel zacht Ontwaar dan, als vóór u reeds zovelen Haar
prachtige stralen die d'aarde gaan strelen.
Doch die machtige stralen, eerst schuchter en puur Veranderen snel in
een poel laaiend vuur 't Is Mata Hari die uw ziele begeert En u voor eeuwig in haar hitte verteert.
Anonymous
*****
Gedachten gewikkeld in een sarong
samen
met boemboe van gevoel
draag ik soms op kille dagen
als bliksemschichten vrees aanjagen
met donderen
als doel
Van gedachten en gevoel
mix ik beslag van vergezichten
en bestrijk het doek met oudberichten
in
een compositie vol verlangen
nochtans blijft het koel
*****
PETJOK
Spreken is silfer, swijhen is hout, mijn liefe
kip hij fan mij gout…
een verhaaltje:
Kleine hrap fan
ouwe frouw ija.
Hij ni al nenek van ses’nneentih, ook Indo dese. Toen
vroeher hij ook schooljif (jif = juf).
Hij vraah aan de kindren: Weten jullie
wat een leeuw is? Tierlek, de kindren zij weten. Wan leew is tijher alleen zijn celana monyet met sonder strepen. Dan
jif hij seh: Goed zo!
Maar wat is de naam van zijn vrouwtje? Ister
een Indo-prientiel in de klas, deftihe naam hij Hendrik-Jan van Zomeren tot Winterrrr, al voorberéid dese op repatriëríng
naar Gollan... Itu Hendrik-Jan hij sóóó klein, en de kindren se noemen hem Si Gedeh. Die
prientiel, wah pienter ja di fen, hij steek zijn vinger yang hooh, maar niet nodih.
De andren tolol
ja, zij weten niet. Toen de jif hij seh: Ayo zeg jij het maar Hendrik-Jan. Toen Si Gedeh hij
seh: De vrouwtje van de leew is leewrík jíf!
****
GELUK
Geluk is uitgerust wakker worden,
Diep ademen voor het open raam.
Geluk is voelen dat je mens bent,
leven en handelen onder eigen
naam.
Geluk is zien dat de bloemen
in knop staan:
kamperfoelie die geurt na een
onweersbui.
Geluk is iets maken voor de mens
die je liefhebt,
twee wollen sokken of een blauwe
trui.
Geluk is muziek die je zelf componeerde,
een lied dat je zomaar bij de afwas zingt.
Geluk is je lijf dat soepel en
recht is,
de stem van je geest die duidelijk
klinkt.
Geluk is een hand die zegt zonder
woorden:
ik ben er nu, op dit uur voor
jou.
Geluk is geen huis met
een zwembad, geen ik meer dan jij,
geluk is geen artikel
dat je ergens kunt kopen
of ervan hopen: misschien geeft
iemand het mij.
Geluk ben je zelf met al je talenten,
met liefde
voor wat je aanraakt met lichaam
en geest.
Geluk is jouw leven dat je zelf
in mag richten:
van geluk spreken de woorden
die je schrijft of die je leest.
Geluk is de oogst van wat je
zaait in het leven,
de bron waaruit je put en uitdeelt,
onbeperkt.
Gelukkig de mens voor wie deze
woorden zijn geschreven:
Ik werk voor wat ik liefheb,
ik heb lief waarvoor ik werk.
gekregen van Will Meijer.
****
MELATI
Wanneer ik naar mijn klein melatiplantje kijk
Zie ik in mijn gedachten een grote tuin met daarin een struik
Ontelbare witte bloempjes en dan die geur, die ik ruik,
Die aroma door de nieuwe dag verspreidt
Onvergetelijke plant met je bijna ronde blaadjes
Wat zou ik jou op dit moment graag in volle pracht willen zien.
Maar helaas die mogelijkheid
heb ik nu niet
Omdat, lieve plant jij van die tropenzon geniet
En ik, ik sta hier voor mijn raam te dromen
In dit land met dubbel glas tegen de kou
Maar Melatiplant, hoe klein jij hier ook bent,
Of hoe groot daar, mijn gedachten
gaan tòch vaak naar jou ……..!
*****
"A" is alles over Indië, dat u nooit vergeten mag "B" dat zijn de baboes, die wij hier missen iedere
dag "C" de chinese klontong met z'n 'tjoetela, tjoetela, baboe "D" de doerèn toelèn, lievelingsvrucht
van 'si Rakus' "E" is es lilin, es lilin, tjetje kelapa moeda "F" dat is si Fientje, eens de roos van
Mangarai "G" dat is je goeling, die je elke dag bemint en
"H" dat 'Hollands spreken' dat ik vaak zo moeilijk vind "I" is ikan asin, jambal gaboes of pedas en
"J" dat is van jagen, van 'djedar', elk schot mesti kenak "K" is krontjong, ach, die eenieder zo graag
hoort "L", die rare luchtjes, van tras
"M" is de Melatigeur waar de tuin vol van kan zijn "N".... verrek die njamoek, eeuwig bron van chaggerijn "O"
en iemand zei kepèpèt, bijgenaamd de oom toilet "P" is Pasar Malam, ramé-ramé, maar awas toekang tjopèt "Q"
is een querelant die graag wil doorgaan voor wat, ja... "R" de roedjak, noemt ie smurrie, pisang noemt hij een banaan "S"
is saté kambing met sambal katjang flink pedis "T" dat is die tòlòl die niet al te snugger is en
"U" is uzelf, één voor één een kameraad de
"V" een soort verbondenheid
die er tussen ons bestaat "W" is in whiskey soda, een godendrank in dat warme land "X", de onbekende,
aan de rumah gadeh een trouwe klant "IJ" dat is een eiland, natuurlijk, waar ik mijn jeugd heb
doorgebracht.
|